Klas 4 - Chapitre 1 - Grammaire C - Les comparaisons

Aujourd'hui
Grammaire C: comparaisons






1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Aujourd'hui
Grammaire C: comparaisons






Slide 1 - Slide

Les comparaisons

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Le comparatif 
Hoe maak je een vergelijking of een vergrotende trap ?

Slide 5 - Slide

Le comparatif (vergrotende trap)
Een vergelijking maken:

moins + bijv. nw. (+ que)         Elle est moins grande que ...
aussi + bijv. nw. (+ que)           Il est aussi grand que ...
plus + bijv. nw (+ que)              Elles sont plus grandes que ...

Slide 6 - Slide

Le comparatif (vergrotende trap)
Een vergelijking maken:

moins + bijv. nw. (+ que)         Elle est moins grande que ...
aussi + bijv. nw. (+ que)           Il est aussi grand que ...
plus + bijv. nw (+ que)              Elles sont plus grandes que ...
Attention! De vorm van het bijv. nw verandert mee. 
ev
mv
ml
-
+s
vr
+e
+es

Slide 7 - Slide

Traduis: Ik ben kleiner dan Marc
(tip: meer klein dan)

Slide 8 - Open question

Vertaal: Zij is even sportief als Marc

Slide 9 - Open question

Max is minder aardig dan Emma
(aardig = sympa)

Slide 10 - Open question

Le superlatif 
Hoe maak je een overtreffende trap ?

Slide 11 - Slide

Le superlatif (overtreffende trap)
Een overtreffende trap maken:

le / la / les plus + bijv. nw           Il est le plus sympa.
le / la / les moins + bijv. nw      Ils sont les moins grands.

Slide 12 - Slide

Le superlatif (overtreffende trap)
Een overtreffende trap maken:

le / la / les plus + bijv. nw           Il est le plus sympa.
le / la / les moins + bijv. nw      Ils sont les moins grands.

Attention: 
ook hier verandert het bijv. nw. mee

Slide 13 - Slide

Onregelmatige vorm
                         Bon (goed, lekker) heeft een onregelmatige vorm:

                  vergrotende trap                  overtreffende trap
bon      -       meilleur(e)(s)       -      le / la / les meilleur(e)(s)

Slide 14 - Slide

Le superlatif (overtreffende trap)
Let op! Sommige bijvoeglijk naamwoorden komen altijd vóór het zelfstandig naamwoord. De lijst staat hieronder:
long (lang),  grand (groot), petit (klein)
vieux (oud), jeune (jong), joli (mooi)
meilleur (beter, lekkerder), nouveau (nieuw),  
 pire (slechter), beau (mooi)

Slide 15 - Slide

écris la phrase avec le superlatif:
Marie est (++ grand) ............... (Marie is de grootste)

Slide 16 - Open question

Écris le superlatif:
(++ bon)............... ami (de beste vriend)

Slide 17 - Open question

Le superlatif (overtreffende trap)
De andere bijvoeglijk naamwoord worden NA het zelfstandig naamwoord geplaatst met het lidwoord le/la/les.
(je krijgt dus 2 x hetzelfde lidwoord in de zin.)
Bijv: C'est le garçon le plus intelligent.
         Ils ont la voiture la plus rapide.
         Les voitures électriques sont les moins polluantes.
        Anna est la fille la plus sportive de la classe.



Slide 18 - Slide

Fais une bonne phrase et applique le superlatif

( -- gentil) Mon cousin est le .....................garçon ............... de la famille

Slide 19 - Open question

Fais des bonnes phrases en appliquantt le superlatif

(++ calme) Je suis la........................... personne ....................de la famille

Slide 20 - Open question

Julie est la ................ fille .................. de la classe (++ gentil)

Slide 21 - Open question

VWO: Adjectif ou adverbe?
Een bijvoeglijk naamwoord (adjectif)  zegt iets over 
- een zelfstandig naamwoord.                een leuk feestje

Een bijwoord (adverbe) zegt iets over 
- een werkwoord of                                       dat ruikt fris
- een ander bijwoord                                    dat ruikt erg fris
- een bijvoeglijk naamwoord                    een heel leuk feestje

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Ik snap de trap van vergelijkingen in het Frans
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Grammaire C: comparaisons

Maak nu oef 37cd + 38





Slide 25 - Slide