24/4 LnH poezie + grammatica woordsoorten

Welkom LnH!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Welkom LnH!

Slide 1 - Slide

Planning 
  • stillezen + woordenschat 
  • bb: lezen woordenlijst poezie/stencil opdracht 2 maken
  • ob: uitleg bijwoord + opdracht woordsoorten maken

Slide 2 - Slide

stillezen
  • Schrijf moeilijke woorden op in je schrift en op het blaadje
  • 2 aparte woordenlijsten
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Poëzie

  • bb: 
  • lezen blz. 154
  • lezen woordenlijst poezie
  • maken stencil opdracht 2 (morgen verder)

Slide 4 - Slide

Grammatica woordsoorten
  • werkwoord (ww)
  • zelfstandig naamwoord (zn)
  • lidwoord (lw) - bepaald en onbepaald
  • voorzetsel (vz)
  • bijwoord (bw)

Slide 5 - Slide

Bijwoord (bw)

1. geeft extra info over een ander woord in de zin (behalve een zn)

- een werkwoord

-een ander bijwoord

- een bijvoeg. nw

2. Kan een tijd, plaats of reden aangeven (staat zelfstandig)

3. kan een mening / hoedanigheid aangeven

4. Een aantal vraagwoorden is ook een bijwoord

5. De woordjes wel/niet zijn bijwoord

6. Alles wat overblijft in een zin


Slide 6 - Slide

voorbeelden van een bijwoord (bw)
1.  Het was heel leuk. -> heel
Ze was heel erg aardig-> erg + heel
2. vandaag, morgen, straks, nu, daar, hier enz.
3. woorden als: natuurlijk, zeker en andere woorden die overblijven
4. Waar, wanneer, waarom, hoe, enz. (woorden waarmee je de bwb opzoekt)
5. wel + niet
6. woorden die iets over een werkwoord zeggen: Hij loopt snel. -> snel
Ze eet onbeschoft. ->onbeschoft





Slide 7 - Slide

Benoem de onderstreepte woorden. Kies uit de volgende woordsoorten: ww, lw (olw/blw), zn, bn, vz, bw
1. Vandaag mag mijn moeder eindelijk naar huis.
2. Wil je voorzichtig de koffie inschenken?
3. Buiten loopt het meisje verdrietig naar school.
4. De docent leest heel hard de namen voor.
5. Natuurlijk krijg je van mij ook een koek.

Slide 8 - Slide

Grammatica 
  • Grammatica bestaat uit: redekundig ontleden (pv, wg, ow enz.) en taalkundig ontleden. (woordsoorten)

Slide 9 - Slide

Werkwoord (ww)

Slide 10 - Slide

zelfstandig naamwoord (zn)
zijn namen voor mensen, dieren, dingen, plaatsen, enz.
voorbeeld: fiets, Jan, tas, tafel, liefde, Alphen aan den Rijn enz.

Slide 11 - Slide

Lidwoord (lw)
  • Het woord zegt het al: een lidwoord is lid van een ander woord, het zelfstandig naamwoord. Je kunt het altijd voor het zn zetten.
  • Er zijn drie lidwoorden en deze moet je uit je hoofd leren: 
  • DE, HET, EEN 

Slide 12 - Slide

lidwoorden
bepaald lidwoord
  • de
  • het

onbepaald lidwoord
  • een

Slide 13 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Een bn zegt iets over een zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • zegt iets over een zelfstandig naamwoord
  • noemt een eigenschap van een zn.
  • heeft een korte en een lange vorm, bv. De broek is kort. De korte broek.
  • kan voor een zn. staan, maar ook achteraan in een zin staan.

Slide 15 - Slide

voorzetsel(vz)
  • Een voorzetsel staat vaak voor een zinsdeel. Voorbeelden van voorzetsels:
  • op, in, met, te, na, voor, achter, naast, tegen, enz.
  • Je kunt het vaak voor ..het huis.. zetten

Slide 16 - Slide

ob: oefenen op Ipad
  • (naar klas 1: pv, wg, ow, lv
  • naar klas 2hv: pv, wg, ow, lv, mvw (3 ll.) ,bwb)
  • Ga naar Cambiumned.nl
  • Kies voor Grammatica-woordsoorten
  • Kies oefeningen + uitleg

Slide 17 - Slide

spreekoefeningen Vlot Nederlands bb
  • blz. 115: speel de situatie na 

Slide 18 - Slide

spreekopdrachten situaties
  • Je heb een kennismakingsgesprek met je nieuwe coach op je nieuwe school. In het gesprek vraagt hij/zij: Stel jezelf voor/vertel iets over je achtergrond (waar kom je vandaan, hoe lang ben je in Nederland, welke scholen heb je gevolgd) , waarom wil je deze opleiding doen, hoe goed is jouw Nederlands. Speel de situatie na.
  • De docent heeft een toets opgegeven voor morgen, maar je hebt niet kunnen leren omdat je opa is overleden en je dus verdrietig was. Je gaat met de docent in gesprek en vraagt wanneer je de toets kan maken. De docent vindt het niet direct goed. Probeer hem ervan te overtuigen dat je je niet kon concentreren. Speel de situatie na.
  • Je hebt een broodje kroket gekocht bij de Mac, maar de kroket smaakt bedorven. Ook zit er geen saus op de kroket. Je gaat terug en vertelt dit aan de verkoper. Maak hem vriendelijk duidelijk dat je een nieuwe kroket wilt. Hij doet eerst moeilijk, maar gaat later akkoord.

Slide 19 - Slide

Jeugdjournaal kijken 

Slide 20 - Slide

Nieuwsquiz week 15

Slide 21 - Slide

Planning 
  • stillezen + woordenschat 
  • bb: woordenlijst poezie/ werken aan Kern
  • ob: opdracht woordsoorten
  • 2e uur: ob: oefenen online woordsoorten
  • bb: bespreken opdrachten Kern 
  • bb: opdracht poëziebundel 
  • maken opdrachten Kern
  • 3e uur: spreekoefeningen

Slide 22 - Slide

Dagopening 
Bevrijdingsdag 5 mei
Wat is vrijheid?

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video