T3 woordenschat hoofdstuk 5

Vandaag:
Uitleg overdrijving en ironie

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vandaag:
Uitleg overdrijving en ironie

Slide 1 - Slide

Schrijver:
- Tekst aantrekkelijk en afwisselend maken
- Overdrijving en ironie

Slide 2 - Slide

Overdrijving (hyperbool)
- Extra opvallen
- Groter, mooier, erger of beter maken
- Figuurlijk taalgebruik
- Letterlijk figuurlijk

Slide 3 - Slide

Overdrijving (hyperbool)
- De regen viel met bakken uit de lucht.
- Geef me één seconde.
- Ik sterf van de honger.

Slide 4 - Slide

Bedenk zelf een zin met een overdrijving.

Slide 5 - Mind map

Ironie
- Grappige of spottende manier
- Niet serieus
- Tegenovergestelde

Slide 6 - Slide

Ironie
- Ik heb zelden zo culinair gegeten. (Snackbar)
- Goh, lekker weertje is het niet? (Keiharde regen)

Slide 7 - Slide

Bedenk een zin met ironie.

Slide 8 - Mind map

Stijlfiguur
- Overdrijving en ironie
- Tekst leuker, interessanter maken
- Spelen met taal
- Leuker

Slide 9 - Slide

Overdrijving of ironie?

Slide 10 - Slide

Je kletst me de oren van het hoofd.
(Tegen een stille leerling)
A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 11 - Quiz

Ik word doodmoe van dat gezeur.
A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 12 - Quiz

Ik moet rennen, want mijn blaas knapt bijna.
A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 13 - Quiz

Met die werkhouding ga je het zeker ver schoppen. (Tegen een persoon die niks uitvoert).
A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 14 - Quiz

Ik heb zo'n honger, dat ik een heel paard kan opeten.
A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 15 - Quiz

Vragen?

Slide 16 - Slide

Huiswerk voor woensdag 19 mei
Woordenschat hoofdstuk 5, opdracht 1 tot en met 4

Slide 17 - Slide

Let op!
- Fotocollage 19 mei
- NOS-opdracht 25 mei
- Eigen keuzeboek 2 juni

Slide 18 - Slide