Week 02 - Bosbranden in Australië

Ga bij elkaar zitten en log samen in op Lessonup!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 7

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Ga bij elkaar zitten en log samen in op Lessonup!

Slide 1 - Slide

LESDOEL
Ter voorbereiding op de Cito:

1) Herhalen van de verwijswoorden.
2) Tekstdoelen
3) Herhalen aanpak van een tekst

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Schrijfdoelen
Informeren: Je beoordeelt gegevens niet, maar verstrekt ze alleen. (nieuwsbericht, logboek, notulen, encyclopedietekst)

Amuseren: Je wil dat de lezer geniet van jouw tekst. Alle verzonnen teksten vallen hieronder. (gedicht, column, verhaal, opstel, liedtekst, cabarettekst, sprookje, roman (leesboek))

Opiniëren: Je wil de lezer aan het denken zetten, hem een eigen mening laten vormen, ook door te laten merken hoe jij er zelf over denkt. (beschouwing, achtergrondartikel, ingezonden brief, commentaar, opiniërend artikel, recensie, column)

Overtuigen: Je wil dat de lezer jouw mening overneemt. (betoog, ingezonden brief, commentaar, achtergrondartikel, column, recensie)

Activeren: De lezer moet iets gaan doen. (pamflet, open brief, reclame/advertentie, recensie)

Slide 7 - Slide

Hoe pak ik een tekst aan?
1) Ik verken de tekst. 
  • Wat weet ik al over dit onderwerp?
2) Ik lees de tekst een keer snel door.
  • Vertel in het kort waar deze tekst over gaat.
3) Ik bekijk de vragen.
4) Ik lees de tekst langzaam en goed (hardopdenkend)
5) Ik maak de vragen (probeer altijd te bewijzen)


Slide 8 - Slide

Wat weet ik al over
dit onderwerp?

Slide 9 - Mind map

Hoe pak ik een tekst aan?
1) Ik verken de tekst. 
  • Wat weet ik al over dit onderwerp?
2) Ik lees de tekst een keer snel door.
  • Vertel in het kort waar deze tekst over gaat.
3) Ik bekijk de vragen.
4) Ik lees de tekst langzaam en goed (hardopdenkend)
5) Ik maak de vragen (probeer altijd te bewijzen)

Slide 10 - Slide

Wat heb ik
net gelezen?

Slide 11 - Mind map

Hoe pak ik een tekst aan?
1) Ik verken de tekst. 
  • Wat weet ik al over dit onderwerp?
2) Ik lees de tekst een keer snel door.
  • Vertel in het kort waar deze tekst over gaat.
3) Ik bekijk de vragen.
4) Ik lees de tekst langzaam en goed (hardopdenkend)
5) Ik maak de vragen (probeer altijd te bewijzen)

Slide 12 - Slide

Vragen bij de tekst
1. Lees de inleiding (r. 1-5). Welke vraag wordt hier beantwoord?
2. In regel 8 staat het woord droogte. Waardoor is het zo droog in sommige gebieden in Australië?
3. Welke zin past het best als eerste zin onder het kopje Dieren? 
4. Welk verband geeft het woord ondanks in r. 17 aan?
5. Waarom worden de grijskopvleerhonden in de tekst genoemd? (r. 29)
6. Welk woord zou er kunnen staan op de plek van dramatische in regel 33?
7. Welke bewering is waar volgens de tekst?
8. Wat is het schrijfdoel van deze tekst?

Slide 13 - Slide

Hoe pak ik een tekst aan?
1) Ik verken de tekst. 
  • Wat weet ik al over dit onderwerp?
2) Ik lees de tekst een keer snel door.
  • Vertel in het kort waar deze tekst over gaat.
3) Ik bekijk de vragen.
4) Ik lees de tekst langzaam en goed (hardopdenkend)
5) Ik maak de vragen (probeer altijd te bewijzen)

Slide 14 - Slide

1. Lees de inleiding (r. 1-5). Welke vraag wordt hier beantwoord?
A
Waarom kunnen toeristen beter niet naar Australië gaan?
B
Wanneer is het hoogtepunt van het brandseizoen in Australië?
C
Wat zijn de oorzaken van de bosbranden in Australië?
D
Wat zijn tot nu toe de gevolgen van de bosbranden in Australië?

Slide 15 - Quiz

2. In regel 8 staat het woord droogte. Waardoor is het zo droog in sommige gebieden in Australië?
A
Omdat de brandweer het vuur niet onder controle kan krijgen.
B
Omdat het daar al sinds 2017 bijna niet heeft geregend.
C
Omdat het daar hartje zomer is.
D
Omdat het kleinste vonkje al een brand kan veroorzaken.

Slide 16 - Quiz

3. Welke zin past het best als eerste zin onder het kopje Dieren?
A
De meeste dieren konden aan de bosbranden ontsnappen.
B
Door de bosbranden is een half miljard dieren omgekomen.
C
Er zijn vooral kangoeroes omgekomen bij de bosbranden.
D
Niemand weet hoeveel dieren er zijn omgekomen bij de bosbranden.

Slide 17 - Quiz

4. Welk verband geeft het woord ondanks in r. 17 aan?
A
Een oorzaak en gevolg: Het is lastig om de branden te bestrijden, door de inzet van brandweerlieden en het leger.
B
Een reden: Het is lastig om de branden te bestrijden, omdat brandweerlieden, vrijwilligers en het leger samenwerken.
C
Een tegenstelling: Het is lastig om de branden te bestrijden, maar er zijn wel veel brandweerlieden en militairen mee bezig.
D
Het woord ondanks is geen signaalwoord en geeft geen verband aan.

Slide 18 - Quiz

5. Waarom worden de grijskopvleerhonden in de tekst genoemd? (r. 29)
A
Het is een voorbeeld van een groep dieren die gered zijn van de bosbranden.
B
Het is een voorbeeld van dieren die alleen in Australië voorkomen.
C
Het is een voorbeeld van dieren die de branden niet hebben overleefd.
D
Het is een voorbeeld van een groep dieren die in een dierentuin in Australië zitten.

Slide 19 - Quiz

6. Welk woord zou er kunnen staan op de plek van dramatische in regel 33?
A
A. bijzondere
B
B. fantastische
C
C. moeilijke
D
D. schokkende

Slide 20 - Quiz

7. Welke bewering is waar volgens de tekst?
A
A. Deze bosbranden zijn erger dan normaal voor de tijd van het jaar.
B
A. Deze bosbranden zijn normaal voor de tijd van het jaar.
C
C. Er wordt niet genoeg gedaan om de bosbranden te bestrijden.
D
D. Er zullen meer dieren en mensen omkomen als het niet gaat regenen.

Slide 21 - Quiz

8. Wat is het schrijfdoel van deze tekst?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Opiniëren
D
Activeren

Slide 22 - Quiz

Wat heb ik geleerd?

Slide 23 - Mind map

Hoe hebben
we gewerkt?

Slide 24 - Mind map