Week 04 - Coming out Nikkie Tutorials

Ga bij elkaar zitten en log samen in op Lessonup!
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 7

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Ga bij elkaar zitten en log samen in op Lessonup!

Slide 1 - Slide

Schrijfdoelen
Informeren: Je beoordeelt gegevens niet, maar verstrekt ze alleen. (nieuwsbericht, logboek, notulen, encyclopedietekst)

Amuseren: Je wil dat de lezer geniet van jouw tekst. Alle verzonnen teksten vallen hieronder. (gedicht, column, verhaal, opstel, liedtekst, cabarettekst, sprookje, roman (leesboek))

Opiniëren: Je wil de lezer aan het denken zetten, hem een eigen mening laten vormen, ook door te laten merken hoe jij er zelf over denkt. (beschouwing, achtergrondartikel, ingezonden brief, commentaar, opiniërend artikel, recensie, column)

Overtuigen: Je wil dat de lezer jouw mening overneemt. (betoog, ingezonden brief, commentaar, achtergrondartikel, column, recensie)

Activeren: De lezer moet iets gaan doen. (pamflet, open brief, reclame/advertentie, recensie)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat is het schrijfdoel van de schrijver?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Opiniëren
D
Activiveren

Slide 4 - Quiz

Hoe pak ik een tekst aan?
1) Ik verken de tekst. 
  • Wat weet ik al over dit onderwerp?
2) Ik lees de tekst een keer snel door.
  • Vertel in het kort waar deze tekst over gaat.
3) Ik bekijk de vragen.
4) Ik lees de tekst langzaam en goed (hardopdenkend)
5) Ik maak de vragen (probeer altijd te bewijzen)


Slide 5 - Slide

Wat weet ik al over
dit onderwerp?

Slide 6 - Mind map

Hoe pak ik een tekst aan?
1) Ik verken de tekst. 
  • Wat weet ik al over dit onderwerp?
2) Ik lees de tekst een keer snel door.
  • Vertel in het kort waar deze tekst over gaat.
3) Ik bekijk de vragen.
4) Ik lees de tekst langzaam en goed (hardopdenkend)
5) Ik maak de vragen (probeer altijd te bewijzen)

Slide 7 - Slide

Wat heb ik
net gelezen?

Slide 8 - Mind map

Hoe pak ik een tekst aan?
1) Ik verken de tekst. 
  • Wat weet ik al over dit onderwerp?
2) Ik lees de tekst een keer snel door.
  • Vertel in het kort waar deze tekst over gaat.
3) Ik bekijk de vragen.
4) Ik lees de tekst langzaam en goed (hardopdenkend)
5) Ik maak de vragen (probeer altijd te bewijzen)

Slide 9 - Slide

Vragen bij de tekst
  1. Wat betekent 'de steunbetuiging'?
2. Wat betekent 'geïnspireerd zijn'?
3. Lees regel 25-28. Welke bewering is waar?
4. Lees r. 38-40. Welke zin past het best tussen ‘Volgens Nikkie … begrijpen.’ En ‘Uiteindelijk … jij.’?
Kijk goed in de tekst of dit past bij wat Nikki heeft verteld.
5. Wat is het schrijfdoel van de schrijver?

Slide 10 - Slide

Hoe pak ik een tekst aan?
1) Ik verken de tekst. 
  • Wat weet ik al over dit onderwerp?
2) Ik lees de tekst een keer snel door.
  • Vertel in het kort waar deze tekst over gaat.
3) Ik bekijk de vragen.
4) Ik lees de tekst langzaam en goed (hardopdenkend)
5) Ik maak de vragen (probeer altijd te bewijzen)

Slide 11 - Slide

1. In regel 15 staat het woord steunbetuiging. Wat betekent 'de steunbetuiging'?
A
A. het inzamelen van geld voor een actie
B
B. het laten zien dat je het ergens niet mee eens bent
C
C. het laten zien dat je iets of iemand goed vindt
D
D. het vragen van aandacht voor een probleem

Slide 12 - Quiz

2. In regel 19 staat: Nikkie is geïnspireerd door de make-up van actrices. Wat betekent geïnspireerd zijn?
A
A. bekend geworden
B
B. in de war geraakt
C
C. op ideeën gebracht
D
D. van mening veranderd

Slide 13 - Quiz

3. Lees regel 25-28. Welke bewering is waar?
A
A. Nikkie heeft Engels geleerd op school.
B
B. Nikkie heeft Engels geleerd door veel televisie te kijken en Engelse boeken te lezen.
C
C. Nikkie heeft Engels van haar ouders geleerd.
D
D. Nikkie heeft Engels geleerd door video’s van andere YouTubers te bekijken.

Slide 14 - Quiz

4. Lees r. 38-40. Welke zin past het best tussen ‘Volgens Nikkie … begrijpen.’ En ‘Uiteindelijk … jij.’?
Kijk goed in de tekst of dit past bij wat Nikki heeft verteld.
A
A. ‘Iedereen zou een label moeten hebben, zodat we elkaar beter leren kennen.’
B
B. ‘Zonder labels kunnen we niet leven. Dus iedereen moet een label hebben.’
C
C. ‘Iedereen heeft een label. Dat is nu eenmaal zo en dat zal altijd zo blijven.’
D
D. ‘We hebben geen labels nodig. Maar als je een label wilt plakken, dan ben ik transgender.’

Slide 15 - Quiz

Wat is het schrijfdoel van de schrijver?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Opiniëren
D
Activiveren

Slide 16 - Quiz

Wat heb ik geleerd?

Slide 17 - Mind map

Hoe hebben
we gewerkt?

Slide 18 - Mind map