Vêtements et couleurs 2mavo

2mavo mercredi le 8 février
*Ipad dicht
*oefenen met kledingstukken
*Bron B huiswerk nakijken
* Bron C
Quizlet

1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2mavo mercredi le 8 février
*Ipad dicht
*oefenen met kledingstukken
*Bron B huiswerk nakijken
* Bron C
Quizlet

Slide 1 - Slide

Les vêtements

Slide 2 - Slide

porter
- Het Franse werkwoord porter betekent DRAGENdragen
-_ porter is een regelmatig werkwoord op -er

Slide 3 - Slide

Vertaal: ik draag

Slide 4 - Open question

Vertaal: jij draagt

Slide 5 - Open question

vertaal: zij draagt

Slide 6 - Open question

Les couleurs

Slide 7 - Slide

Vertaal: rood

Slide 8 - Open question

Vertaal: grijs

Slide 9 - Open question

Vertaal: blauw

Slide 10 - Open question

Vertaal: bruin
A
brun
B
marron
C
noir
D
gris

Slide 11 - Quiz

Nu mag je inloggen!
* eigen naam
*iedereen doet mee

Slide 12 - Slide

c'est quelle couleur? Welke kleur is het?
A
rouge
B
orange
C
jaune
D
vert

Slide 13 - Quiz

c'est quelle couleur?
A
bleu
B
noir
C
vert
D
blanc

Slide 14 - Quiz

c'est quelle couleur?
A
rouge
B
jaune
C
violet
D
rose

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

un pantalon
une casquette
une robe
des chaussettes

Slide 17 - Drag question

une jupe
des chaussures
un blouson
un tee-shirt

Slide 18 - Drag question

.
A
la casquette
B
les lunettes
C
la robe
D
la jupe

Slide 19 - Quiz

.
A
les chaussures
B
les lunettes
C
le manteau
D
la jupe

Slide 20 - Quiz

.
A
les chaussures
B
la robe
C
les lunettes
D
le manteau

Slide 21 - Quiz

.
A
le jean
B
la jupe
C
la robe
D
le pantalon

Slide 22 - Quiz

.
A
les chaussures
B
les lunettes
C
les baskets
D
la casquette

Slide 23 - Quiz

.
A
les baskets
B
les chaussettes
C
les lunettes
D
les chaussures

Slide 24 - Quiz

Hoe zeg je: de blauwe jurk?
La ... ...

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide

Neem Bron B voor je en lees de tekst. Onderstreep de woorden in de tekst die je moeilijk vindt. Noteer deze in je schrift en zoek de betekenis van de woorden in voca B.(noteer dit ook in je schrift) Daarna maak je ex 9+10 a.b.+11a.b.c.

Slide 27 - Slide