V4 oefenen verhaalanalyse

Welkom v4ta!
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Welkom v4ta!

Slide 1 - Slide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Oefenen analyse verhaal
  3. Oefenen theorie verhaalanalyse
  4. Hoe komt je leesboek terug in de toets? 
  5. Mindmap maken / leesboek lezen
  6. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Oefenen met verhaalanalyse
  • Ga verder met de vragen bij het verhaal ‘Niet te lang kijken‘ van Michel Cox.
  • Je mag zachtjes met je buur overleggen.
  • Over 15-20 minuten bespreken we de antwoorden.
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen.

Slide 4 - Slide

Oefenen met verhaalanalyse
1 Waarom is het lastig om bij dit verhaal te bepalen hoeveel tijd er tussen het begin en einde is verstreken? (1 p) T2
Dat is lastig want de ik-verteller heeft geen besef van tijd, het kan 15 minuten zijn, maar ook veel langer (zie bijvoorbeeld regels 41-45).


Slide 5 - Slide

Oefenen met verhaalanalyse
2a Op welk maatschappelijk verschijnsel geeft ‘Niet te lang kijken’ commentaar? (1 p) T2
Bijvoorbeeld: Mensen bemoeien zich niet met elkaar (of zijn erg individualistisch, met zichzelf bezig) en kijken dus niet naar elkaar om.
b Wat is volgens jou de les of boodschap van dit verhaal? (1 p) T2
Bijvoorbeeld: Mensen moeten meer naar oude mensen omkijken en kinderen moeten beter voor hun bejaarde ouders zorgen.


Slide 6 - Slide

Oefenen met verhaalanalyse
3 De motor van veel spannende verhalen is een conflict tussen datgene wat een personage wil en wat hij kan. Is dat in dit verhaal ook het geval? Leg uit. (2 p) T2
Ja, dat is hier het geval. Er ontstaat een conflict oftewel spanning doordat er aangebeld wordt maar de ik niet bij machte is de bel te beantwoorden en de deur open te doen. De lezer wil weten of buitenstaanders het stoffelijk overschot zullen ontdekken.


Slide 7 - Slide

Oefenen met verhaalanalyse
4a Hoewel de situatie niet realistisch is, kunnen we wel met de hoofdfiguur meeleven. Door welke verteltechniek komt dat? (1 p) T1
Belevende (!) ik-verteller
b Waarom zou de schrijver juist voor deze vertelmanier hebben gekozen? (2 p) T2
Doordat de lezer met de ik-figuur kan meeleven wordt het verhaal geloofwaardiger.


Slide 8 - Slide

Oefenen met verhaalanalyse
5a Wat is het verschil tussen de vertelde tijd en verteltijd? (1 p) R
De verteltijd is de tijd die het kost om het verhaal (voor) te lezen, de vertelde tijd is de hoeveelheid tijd die in het verhaal verstrijkt.
b Hoe verhouden de vertelde tijd en verteltijd zich tot elkaar in dit verhaal? (2 p) T2
De verteltijd en vertelde tijd lopen in dit verhaal sterk uiteen doordat de ik-verteller herinneringen uit het verleden oproept.


Slide 9 - Slide

Oefenen met verhaalanalyse
6a Worden de personages (ik-figuur, dochter en ex van de ik) impliciet of expliciet gekarakteriseerd? (1 p) T1
Impliciet. Er wordt niet expliciet verteld hoe ze zijn of hoe ze eruit zien. Wel kun je opmaken dat het hoofdpersonage al oud is, o.a. door de wandelstok in regel 3 en bijvoorbeeld het feit dat ze bang is voor misdadigers die ‘oude vrouwtjes’ beroven.
b In welke mate zijn deze drie personages flat of round gekarakteriseerd? (1 p) T1
Het zijn alle drie flat characters: ze maken in dit verhaal geen ontwikkeling door of krijgen een nieuw inzicht.
c Hoe betrouwbaar is de karakterisering van deze drie personages? Licht toe. (2 p) T2
De karakterisering is onbetrouwbaar (1 p) omdat er sprake is van een belevend ik-perspectief / subjectief perspectief (1 p).

Slide 10 - Slide

Oefenen met verhaalanalyse
7 Volgens een van de grote schrijvers van de Nederlandse literatuur Harry Mulisch liegt een goede schrijver de werkelijkheid. In welke mate is dit volgens jou van toepassing op dit verhaal? (3 p) I
 De beschouwing zal moeten draaien om de vraag wat de functie van de leugen (fictie) in dit verhaal is om iets zinnigs over de werkelijkheid te zeggen.

Slide 11 - Slide

Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?

Slide 12 - Open question

Wat zijn de drie hoofdgenres van literatuur?

Slide 13 - Open question

Welke vier manieren zijn er als het gaat om echt gebeurde verhalen/elementen in een verhaal?

Slide 14 - Open question

Wat zijn de vijf grondelementen van romans en verhalen?

Slide 15 - Open question

Noem twee genres waarin het grondelement gebeuren belangrijk is.

Slide 16 - Open question

Wat is een overeenkomstig kenmerk van deze dichtvormen: sonnet, haiku, limerick?

Slide 17 - Open question

Leg uit: Genres helpen de lezer.

Slide 18 - Open question

Wat is het verschil tussen een round en een flat character?

Slide 19 - Open question

Wat is het verschil tussen de verteltijd en de vertelde tijd?

Slide 20 - Open question

Wat is het verschil tussen tijdvertraging en tijdversnelling/verdichting?

Slide 21 - Open question

Wat is het verschil tussen expliciete en impliciete karakterisering?

Slide 22 - Open question

Welke vier soorten ruimtes zijn er?

Slide 23 - Open question

Wanneer is er sprake van een contrasterende ruimte?

Slide 24 - Open question

Wanneer is er sprake van een functionele ruimte? Geef ook een voorbeeld van een functionele ruimte.

Slide 25 - Open question

Welke drie soorten vertellers zijn er?

Slide 26 - Open question

Wat is een alwetende of auctoriale verteller?

Slide 27 - Open question

Wat is het verschil tussen een hij/zij-verteller en een alwetende verteller?

Slide 28 - Open question

Kun je een flash forward hebben in een verhaal met een ik-perspectief? Leg je antwoord uit.

Slide 29 - Open question

Hoe komt je leesboek terug in de toets?

Voorbeeldvraag:
a Wat is het verschil tussen de vertelde tijd en verteltijd? (1 p) R
 b Hoe verhouden de vertelde tijd en verteltijd zich tot elkaar in dit verhaal? (2 p) T2
 c Hoe zit dat in jouw gelezen boek? (2 p) T2

Slide 30 - Slide

Literaire mindmap maken ter voorbereiding op de toets

  • Maak een literaire mindmap bij je boek uit periode A. Deze mindmap helpt je overzicht te krijgen. Je mag hem helaas niet meenemen naar de toets.
  • Zet in je mindmap de volgende elementen: gebeuren (het plot/de handelingen/de verhaalstructuur), de personages, het perspectief, de tijd, de plaats/ruimte, het thema en de motieven van het verhaal. 

Slide 31 - Slide

Afsluiting en vooruitblik
In de toesweek: 
Toets verhaalanalyse
Literatuur par. 1, 2, 3, 11, 12, 13, 14, 15 en 16 (p. 130-139 , 160-162, 166 en 171, 175, 179 en 183) en LessonUps (zie Teams) + je gelezen boek
Neem je leesboek mee naar de toets! (zonder papiertjes e.d.)

Slide 32 - Slide