Literatuur 16 het adres

Literatuur 16 het adres
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Literatuur 16 het adres

Slide 1 - Slide

Programma
-Huiswerk controleren + nakijken
10 min
-Herhalen literatuuranalyse
10 min
-Het adres
15 min
-Zelfstandig werken


35 min


Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kent begrippen uit de narratologie en weet wat hun functie is;
  • Je kan deze verteltechnieken herkennen in een complex psychologisch verhaal;
  • Je kan uitleggen wat de functie en het effect van deze verteltechnieken zijn en een oordeel geven over iemands vertelkunst;
  • Je kan gedrag van mensen analyseren, bespreken en verwerken in een verhalende fantasietekst. 

Slide 3 - Slide

Huiswerk controleren + nakijken
In Classroom staat een mapje met de titel "antwoorden". 
In dat mapje zie je de antwoorden van de gemaakte opdrachten van vorige week. 
Kijk zelf je werk (goed) na. 

Slide 4 - Slide

wat is het verschil tussen verteltijd en vertelde tijd?
A
de verteltijd =de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen, vertelde tijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal.
B
de vertelde tijd= de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen de verteltijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal.
C
de verteltijd = de tijd wanneer het verhaal speelt vertelde tijd =het verhaal dat verteld wordt.
D
de vertelde tijd=de tijd wanneer het verhaal speelt verteltijd = de tijd wanneer het verhaal verteld wordt.

Slide 5 - Quiz

Verteltijd of vertelde tijd:
De tijd die voorbij is gegaan in het verhaal is 3 jaar.
A
Verteltijd
B
Vertelde tijd

Slide 6 - Quiz

Verteltijd of vertelde tijd:
"een hoofdstuk uit een boek"
A
verteltijd
B
vertelde tijd

Slide 7 - Quiz

Vertellen van verhalen

Hoofdpersonen --> complete karakters, maken complete ontwikkeling door.
Bijfiguren --> hebben een dienende rol, worden nauwelijks uitgewerkt. 
Expliciete karakterisering --> verteller geeft direct informatie over het karakter. 
Impliciete karakterisering --> de lezer ontdekt zelf het karakter van het personage. 
Plot --> de gebeurtenissen in een verhaal.
Verhaalstructuur --> structuur van een verhaal - vaak chronologisch en logisch. 
Terugblikken --> er wordt naar een gebeurtenis vooruitgekeken. 
Vooruitwijzing --> er wordt naar een gebeurtenis vooruit gewezen. 
Causaliteit --> logisch verband in oorzaak-gevolg. 
Verteltijd --> hoelang in zinnen erover gedaan wordt om een gebeurtenis te beschrijven. 
Vertelde tijd --> hoeveel tijd er in het boek voorbij gaat. 
Tijdsvertraging --> tijd oprekken om de spanning te behouden. 
Ruimte / setting --> waar het verhaal zich afspeelt. 

Slide 8 - Slide

Ik-verteller
Personale verteller
Auctoriële verteller
- actieve rol in het verhaal
- 1 perspectief
- eerste persoon enkelvoud
- actieve rol in het verhaal
- 1 perspectief
- derde persoon enkelvoud
- geen actieve rol in het verhaal
- meerdere perspectieven
- eerste of derde persoon enkelvoud

Slide 9 - Drag question

ik-perspectief
personaal perspectief
auctoriaal perspectief
"Volgend jaar ga ik naar de derde klas. Dat lijkt me wel moeilijk!
Volgend jaar gaat Karin naar de derde klas. Ze weet alleen nog niet hoe moeilijk dat gaat worden. 
Volgend jaar gaat Karin naar de derde klas. Ze denkt dat het wel moeilijk wordt.
Mara wordt wakker. Ze weet niet waar ze is.

Slide 10 - Drag question

Vertellen van verhalen
Ik-verteller --> je leest het verhaal vanuit een ik-persoon. 
Vertellend ik --> vertelt over de gebeurtenissen en personages. 
Belevend ik --> neemt zelf deel aan de gebeurtenissen. 
Onbetrouwbaar perspectief --> Ook wel belevend ik. 
Hij-zij-verteller = personale verteller --> niet merkbaar aanwezig en laat andere personages het woord doen. 
Enkelvoudig of meervoudig perspectief --> door hoeveel ogen lees je het verhaal. 
Alwetende / auctoriale verteller --> staat boven het verhaal en weet alles van alle personages. 
Neutraal perspectief --> de alwetende verteller geeft geen commentaar op de personages. 

Slide 11 - Slide

Toepassing
We lezen klassikaal het adres op blz 180-183.



 


Slide 12 - Slide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Literatuur paragraaf 16, opdracht 3, 4, 5, 6, 8 en 9.
Hoe?
Oefenboek blz 166-167.
Handboek blz 160-162 en 180-183.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 14:40.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Opdrachten van gisteren.

Slide 13 - Slide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je kent begrippen uit de narratologie en weet wat hun functie is.
Je kan deze verteltechnieken herkennen in een complex psychologisch verhaal.
Je kan uitleggen wat de functie en het effect van deze verteltechnieken zijn en een oordeel geven over iemands vertelkunst.
Je kan gedrag van mensen analyseren, bespreken en verwerken in een verhalende fantasietekst. 

Slide 14 - Drag question