5.1 Koop jij op de markt?

Hoofdstuk 5 Wat levert het op?
paragraaf 5.1 Koop jij op de markt?

1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 5 Wat levert het op?
paragraaf 5.1 Koop jij op de markt?

Slide 1 - Slide

In deze paragraaf leer je:
-Wat marketing is
-Wat voor markten er zijn 
- wie zorgt voor vraag en wie voor aanbod  (hoe vraag en aanbod werken)

Slide 2 - Slide

Welke persoon hoort bij welke markt? 
oliemarkt
financiële markt
huizenmarkt
arbeidsmarkt
eigenaar benzine-station
iemand die werk zoekt
makelaar
bankier

Slide 3 - Drag question

Marketing
Alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen.

Bijvoorbeeld:
-Reclame maken
-Dingen laten proeven
-Gratis producten geven

Slide 4 - Slide

Noem een voorbeeld van marketing die jij weleens tegen bent gekomen

Slide 5 - Open question

Weekmarkt

Deze kun je bezoeken. 
Er komen handelaren die spullen te koop aanbieden en consumenten om ze te kopen. 

Voorbeelden:
braderie, weekmarkt
Woningmarkt

Deze kun je niet bezoeken. 

Voorbeeld:
De woningmarkt is het toaal van alle woningen die te koop staan en mensen die op zoek zijn naar een woning. 

Slide 6 - Slide

Weekmarkt
Woningmarkt

Slide 7 - Slide

Vraag en Aanbod
Aanbod: alles wat producenten te koop aanbieden.

Vraag: alles wat consumenten willen kopen.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

De winkelende mensen
De winkels
Wie zorgen voor het aanbod?
Wie zorgen voor de vraag?

Slide 10 - Drag question

Bij welke zin is sprake van aanbod?
A
De supermarkt heeft chocola in de aanbieding
B
Je bent op zoek naar een tweedehandse fiets

Slide 11 - Quiz

Vraag (alles wat je wilt hebben)
Aanbod (alles wat er te koop is)

Slide 12 - Slide

De consumenten zorgen voor ...
A
Aanbod
B
Vraag

Slide 13 - Quiz

Op de rommelmarkt verkoop je oude spullen je zorgt voor....
A
Aanbod
B
Vraag

Slide 14 - Quiz

Bedrijven en vraag en aanbod
Bedrijven proberen erachter te komen waar jij vraag naar hebt (wilt hebben). Zodat ze deze producten te koop kunnen aanbieden. 

Slide 15 - Slide

Het aanbod op de woningmarkt stijgt. Wat betekent dat?
A
Er komen meer huizen in de verkoop
B
Er worden minder nieuwe woningen gebouwd.
C
Meer mensen willen een huis kopen.
D
Mensen blijven langer in hetzelfde huis wonen

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Welke prijs betaalt een winkelier die goederen bestelt bij de groothandel?
A
de consumentenprijs
B
de inkoopprijs
C
de verkoopprijs

Slide 18 - Quiz

Juist of onjuist?
Afzet is een ander woord voor verkoopopbrengst
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Juist of onjuist?
omzet is het aantal verkochte producten
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz

Juist of onjuist?
Voor het berekenen van de omzet heb je de afzet nodig
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz