Lesson 4

1 / 47
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 47 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

  • Taking the register (roll call)
  • What do you need?
  • Learning goals
  • Grammar recap
  • Let's get down to work (exercises)
  • Exit ticket
  • Homework

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

iPad      workbook     notebook     pen         earpods
                       A                              and pencil

Slide 5 - Slide

  • Communiceren – Je kunt communicatie gebruiken voor verschillende doelen (bijvoorbeeld informatie uitwisselen, emoties overbrengen, anderen overtuigen of motiveren).
  • A2.4 – Je kunt in korte, eenvoudige zinnen een persoon beschrijven.
  • A2.2 – Je kunt standaardformulieren invullen.

Slide 6 - Slide

past simple

Slide 7 - Slide

le
 Gebruik:
  • verleden > helemaal voorbij
  • het is belangrijk wanneer het was
  • je weet wanneer het gebeurde
 Vorm:
  • regelmatige werkwoorden > +ed
  • onregelmatige werkwoorden > 2e Engelse rijtje
 Vragen:
  • did + hele werkwoord
  • GEEN +ed / 2e rijtje
 Ontkennen:
  • didn't + hele werkwoord
  • GEEN +ed / 2e rijtje
  • WALDY:
  • When, Ago, Last, Days/Dates, Year/Yesterday
past simple
verleden tijd

Slide 8 - Slide

's / ' / of

Slide 9 - Slide

le
 Gebruik:
  • Om bezit aan te geven
 Vorm:
  • 's 
  • '
  • of
  •  's:
  • Bezit van personen / dieren
  • Mister Sebel's lesons are awesome.
  • The dog's bone.
  •  ':
  • Bij bezit van personen / dieren met meervouds-s
  • My parents' house.
  • The chickens' eggs.
  • of:
  • als twee dingen bij elkaar horen
  • The entrance of the school.
's / ' / of
bezit

Slide 10 - Slide

Lesson 2: Writing
Read: In what way are you creative?, page 60, workbook A

Do: Exercise 14, page 61, workbook A

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Exercise 14a, page 61
a. Je houdt van originele dingen.
b. Je bent goed in schilderen.
c. Je houdt ervan om problemen op te lossen.
d. Je kunt ergens helemaal in opgaan.
e. Je hebt briljante ideeën om de wereld te verbeteren.
f. Je bent altijd aan het knutselen.
g. Je vindt dingen die anderen gewoon vinden juist mooi en bijzonder.

  • X
  • X
  • X

Slide 13 - Slide

Exercise 14b, page 61
a. She is a student.
b. Her favourite hobby is painting.
c. She asks a lot of questions.
d. She is very good at playing the guitar.
e. She sings in a group but doesn't like belonging to other groups.
f. She likes making up stories about people she doesn't know.


  • X
  • X

Slide 14 - Slide

vocabulary 2.2

Slide 15 - Slide

Vocabulary 2.2
angle
art
beauty
(to) belong to
(to) brush your teeth
characteristic
charming
choir
(to) create
flute
habit
member
notebook
Copy & translate
gewoon
schilderij
toneelstuk
probleem
openbare ruimte
beeld
mager
bank
oplossen
slordig
viool
goedgebouwd

Slide 16 - Slide

Vocabulary 2.2
angle
hoek
art
kunst
beauty
schoonheid
(to) belong to
horen bij
(to) brush your teeth
tandenpoetsen
characteristic
eigenschap
charming
charmant
choir
koor
(to) create
maken, creëren
flute
fluit
habit
gewoonte
member
lid
notebook
notitieboekje
Listen & repeat
ordinary
gewoon
painting
schilderij
play
toneelstuk
problem
probleem
public place
openbare ruimte
sculpture
beeld
skinny
mager
sofa
bank
(to) solve
oplossen
untidy
slordig
violin
viool
well-built
goedgebouwd

Slide 17 - Slide

Lesson 2: Writing
Study: Vocabulary 2.2

Do: Exercise 15+16, page 61+62, workbook A

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Exercise 16, page 61
  • p  u  b  l   i   c  p  l   a  c  e
  • b  r  u  s  h  y  o  u  r  t  e  e  t  h
  • p  l  a  y
  • r  t
  • b  e  a  u t  y 
  • c  r  e  a  t  e 
  • n  o t  e  b  o o  k 
  • e  l  o  n g  t  o  
  • r  d  i  n  a  r  y  
  • h a  b   i   t 
  • o  f  a
  • p  a  i  n  t   i   n g
  • i   o  l   i   n
  • u  l  p  t  u  r  e
1. openbare ruimte
2. tandenpoetsen
3. toneelstuk
4. kunst
5. schoonheid
6. maken, creëren
7. notitieboekje
8. horen bij
9. gewoon
10. gewoonte
11. bank
12. schilderij
13. viool
14. beeld
  •    characteristic
  •      eigenschap

Slide 20 - Slide

conjunctions

Slide 21 - Slide

 Gebruik:
  • Om woorden ...
  • zinsdelen ...
  • zinnen ...
  • ... met elkaar te verbinden
  •  Opsomming:
  • and = en
  • She speaks English and German.
  • both ... and = zowel ... als
  • It was made by both Mike and Anton.
conjunctions
voegwoorden
  •  Reden:
  • because = omdat
  • I studied hard because Mr. Sebel told me to.
  •  Gevolg:
  • so = dus
  • I like English so I always do my homework.
  •  Tegenstelling:
  • but = maar
  • I hate French but I love English.
  • although = hoewel
  • He went to school alhough he was ill.
  •  Keuze:
  • or = of
  • Would you like tea or coffee?
  • either ... or = of ... of
  • You can do it either today or tomorrow.
  • Tijd:
  • as soon as = zodra
  • I went home as soon as I heard about it.
  • until  = (tot)dat
  • I will wait until you get here.
  • when = wanneer
  • He fainted when he saw the ghost.
  • Voorwaarde:
  • if  = als
  • I can finish this today if you help me.
  • unless = tenzij
  • I can't come unless I am allowed to.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Lesson 2: Writing
Study: conjunctions

Do: Exercise 17+18, page 62+63, workbook A

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Exercise 17, page 62
  • 1. because
  • 2. so
  • 3. but
  • 4. if
  • 5. either, or
  • 6. although
  • 7. both, and
  • 8. when
  • 9. unless
  • 10. when

Slide 26 - Slide

Exercise 18, page 63
  • 1. unless
  • 2. although
  • 3. both, and
  • 4. so
  • 5. but
  • 6. if
  • 7. as soon as
  • 8. until
  • 9. because
  • 10. either, or
  • 11. so

Slide 27 - Slide

present perfect

Slide 28 - Slide

 Gebruik:
  • present perfect = vorm van verleden tijd
  • begonnen in het verleden, nu nog zo
  • gebeurd in the verleden, nu nog zichtbaar
 Vorm:
  • have / has + voltooid deelwoord
  • regelmatige werkwoorden + ed 
  • onregelmatige werkwoorden > 3e Engelse rijtje
  • FYNE JAS

  • For, Yet, Never, Ever
  • Just, Already/Always, Since/So far
  • JUF EN SYSA

  • Just, Up to now, For
  • Ever, Never
  • Since, Yet, So far, Already (Always)
present perfect
voltooid
tegenwoordige tijd

Slide 29 - Slide

present perfect
Bevestigend
(+)
Ontkennend
(-)
Vragend
(?)
I have worked hard.
I haven't worked hard.
Have I worked hard?
You have worked hard.
You haven't worked hard.
Have you worked hard?
He has worked hard.
He hasn't worked hard.
Has he worked hard?
She has worked hard.
She hasn't worked hard.
Has she worked hard?
It has worked hard.
It hasn't worked hard.
Has it worked hard?
We have worked hard.
We haven't worked hard.
Have we worked hard?
You have worked hard.
You haven't worked hard.
Have you worked hard?
They have worked hard.
They haven't worked hard.
Have they worked hard?
present perfect
voltooid
tegenwoordige tijd

Slide 30 - Slide

Lesson 2: Writing
Study: present perfect

Do: Exercise 19, page 64, workbook A

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Exercise 19, page 64
  1. have played
  2. have seen
  3. has given
  4. have chosen
  5. has made
  6. have loved, have sold
  7. have brought
  8. have written, have shown

Slide 33 - Slide

page 169

Slide 34 - Slide

Phrases Writing, page 169
Je beschrijft iemand:
  • He hates stereotypes, he prefers something original.
  • My dad often forgets everything around him.
  • You ask questions all the time.
  • You like to solve problems.
  • I'm very much into art.
  • I make music on my computer.
Je beschrijft iemand:
  • Hij heeft een hekel aan stereotypen, hij heeft liever iets origineels.
  • Mijn vader vergeet vaak alles om hem heen.
  • Je stelt altijd vragen.
  • Je houdt ervan om problemen op te lossen.
  • Ik vind kunst heel erg leuk.
  • Ik maak muziek met mijn computer.
Je vraagt om informatie of uitleg:
  • In what way are you creative?
  • Tell us about yourself.
  • What creative habits do you have?
  • What creative things have you done?
  • What is your personality like?
Je vraagt om informatie of uitleg:
  • Op welke manier ben jij creatief?
  • Vertel ons over jezelf.
  • Welke creatieve gewoontes heb je?
  • Wat voor creatieve dingen heb je gedaan?
  • Wat voor persoon ben je?

Slide 35 - Slide

Phrases Writing, page 169
Je geeft informatie of uitleg:
  • I always think outside the box.
  • I can look at a problem and see it from different angles.
  • I love looking at sculptures and paintings, although I cannot create them myself.
  • I've had music lessons for ten years now.
  • Here's some more information about me.
  • I don't belong to a group because I prefer to do things by myself.
Je geeft informatie of uitleg:
  • Ik denk altijd buiten de kaders.
  • Ik kan naar een probleem kijken en het vanuit verschillende invalshoeken bekijken.
  • Ik houd ervan om naar beelden en schilderijen te kijken, maar ik kan ze niet zelf maken.
  • Ik heb al tien jaar muzieklessen gehad.
  • Hier is wat meer informatie over mij.
  • Ik hoor niet bij een groep omdat ik liever dingen alleen doe.

Slide 36 - Slide

Phrases Writing, page 169
Je stelt jezelf voor:
  • My name is …
  • I'm a student at …
  • I am Dutch.
  • I am a fourteen-year-old girl.
  • I was born on 23 May 2001.
Je stelt jezelf voor:
  • Mijn naam is …
  • Ik studeer aan …
  • Ik ben Nederlands.
  • Ik ben een meisje van veertien jaar oud.
  • Ik ben geboren op 23 mei 2001.

Slide 37 - Slide

Lesson 2: Writing
Study: Phrases writing, page 169, workbook A

Do: Exercise 20a, page 65, workbook A
Geef antwoord met hele zinnen!

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Exercise 20a, page 65
  • My name is Julie.  
  • I was born (in London) on 6 March 2007.

  • I am a fifteen-year-old girl
  • I am British.
  • I love art and especially paintings.
  • I hate stereotypes.
  •  I love music, I can play the violin, but I don't like musicals and classical music.

Slide 40 - Slide

Lesson 2: Writing
Study: Phrases writing, page 169, workbook A

Do: Exercise 21, page 66, workbook A

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Exercise 21, page 66
  1. Tell us about yourself.
  2. What is your personality like?
  3. What musical things have you done?
  4. Hello, my name is Paul Evans.
  5. Here's some more information about me.
  6. I like listening to music, but I can't play a musical instrument.
  7. I have never had music lessons, so I make music on my computer.
  8. I prefer something original.
  1. Our names are Mika and Steven. We are twins.
  2. Mika asks questions all the time, but Steven likes solving problems by himself.
  3. He often forgets everything around him.
  4. We don't belong to a group, because we have each other.

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Vat deze les kort samen.
(Wat hebben we gedaan vandaag?)

Slide 45 - Open question

Study:
- vocab 2.1-2.3
- phrases writing
- past simple
- 's / ' / of
- conjunctions
- present perfect
- irregular verbs

Slide 46 - Slide

Thanks for your attention
      Wait for            Push your chair         Throw away
      the bell             under the table            your litter

Slide 47 - Slide