Past Simple and word order

Unit 6 - Grammar and syntax
Past Simple and word order
1 / 39
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Unit 6 - Grammar and syntax
Past Simple and word order

Slide 1 - Slide

Lesson goals
1. Je kunt de Past Simple vorm van 'to be' in een zin gebruiken.
2. Je kent de woordvolgorde van tijd en plaats.

Slide 2 - Slide

Why these goals?
Unit 6: leerdoelen 6.1 t/m 6.5 & 7.1 -> zie studiewijzer periode 4
Dit hebben we nodig om goed voorbereid te zijn op het proefwerk van Unit 6 (tenth of June, 2022 )

Slide 3 - Slide

To be
Wat is de verleden tijd van het werkwoord 'to be'?
       Regelmatig of onregelmatig ww?       

Slide 4 - Slide

To Be

Slide 5 - Mind map

was/were
                               = verleden tijd van het werkwoord 'to be'
ow = I, he, she, it OF 1 pers/dier/ding            -> was / wasn't
ow = you, we, they OF >1 pers/dier/ding      -> were / weren't
              

Slide 6 - Slide

Vul in: was of were

You ... looking at me the whole time.
A
was
B
were

Slide 7 - Quiz

Vul in: was of were

The children .... very happy to meet him.
A
was
B
were

Slide 8 - Quiz

Vul in: was of were

The girl ... there the whole time.
A
was
B
were

Slide 9 - Quiz

Past Simple
(verleden tijd)
Wanneer gebruik je de Past Simple?

Slide 10 - Slide

Past Simple
(verleden tijd)
Wanneer gebruik je de Past Simple?
Om aan te geven dat iets in het verleden in gebeurd en nu afgelopen is.

Bijvoorbeeld: Last week we ate pizza for breakfast.

Signaalwoorden: Yesterday / Ago / Last / In 2010

Slide 11 - Slide

Past Simple
(werkwoorden)
1. Regelmatige ww (d.w.z. deze ww volgen een regel)
Regel:
ww+ ed    bv. talk -> talked ; learn -> learned
Uitzonderingen:
       - eindigt je ww op -y, dan wordt deze i +ed
                            bv. marry -> married
       - bij korte ww + ww die eindigen op -l verdubbelt de laatste   
       medeklinker
                            bv. travel -> travelled  ;  chat -> chatted
       - bij ww die al eindigen op -e voeg je enkel -d toe
                            bv. love -> loved


Slide 12 - Slide

2. Onregelmatige ww  (d.w.z. deze ww volgen geen regel)


     ww                      past simple              ww                     past simple
    find                             found                       tell                           told
    have                            had                           think                       thought
    hear                             heard
    say                                said
    see                               saw
    shoot                           shot
                           

Een heel aantal ww volgt geen regel en moet je vanbuiten leren (Leerdoel 7.1). 
(Dit is ook zo in het Nederlands: v.t. zwemmen -> zwom)

Slide 13 - Slide

Vragen in de Present en Past Simple
Present: je vraagt naar iets wat NU van toepassing is



Do+ ow + INFINITIVE +rest?
  (wanneer je ow I, you, we, they of meer dan 1 is)

Slide 14 - Slide

Does + ow + INFINITIVE + rest?
(wanneer je ow he, she, it of 1 pers/dier/ding is)

Slide 15 - Slide

Past Simple negative 
Didn't + INFINITIVE

Example: He didn't learn.
                             We didn't watch tv.

Slide 16 - Slide

Past:  wanneer je vraagt naar iets uit het verleden

DID + ow + infinitive + rest?

Slide 17 - Slide

Was / were in vragen
Word order:
was/were + ow + rest
Example: Were you at the party?

Slide 18 - Slide

Questions with question words
Word order:
question word + did + ow + infinitive + rest?
Example: Where did he buy the flowers?

Slide 19 - Slide

Fill in, use the Past Simple

We ... him talking to his mum

A
heared
B
heard

Slide 20 - Quiz

Fill in, use the Past Simple

We .... him the truth.
A
don't told
B
didn't told
C
don't tell
D
didn't tell

Slide 21 - Quiz

Fill in, use Past Simple
We ... (not- think) about it again.

Slide 22 - Open question

Maak van de volgende zin een vraag.
You liked him.

Slide 23 - Open question

Fill in, use the Past Simple

... he ... the house last week?
A
Did he bought
B
Does he bought
C
Did he buy
D
Does he buy

Slide 24 - Quiz

Maak van de volgende instinker een vraag.

He watched tv all the time.

Slide 25 - Open question

Maak met de volgende woorden een vraag in de Past Simple.
why - you - ask - her - ?

Slide 26 - Open question

Putting place and time in the correct order
Wanneer je aan het eind van een zin de plaats en de tijd aangeeft, dan zet je deze altijd in dezelfde volgorde:

EERST  plaats
DAARNA tijd


bv. Anwar was born in The Hague on September 20 1984.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Slide 30 - Link

Practise makes perfect
Onderstaande slides bevatten links met meer oefenmateriaal. Ik zal de links in de classroom voor jullie posten.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Link

Slide 33 - Link

Slide 34 - Link

Slide 35 - Link

Lesson goals
Wat waren onze doelen voor deze les?

Slide 36 - Slide

Lesson goals
1. Je kunt de Past Simple vorm van 'to be' in een zin gebruiken
2. Je kent de plaats van de woordvolgorde van tijd en plaats.

Slide 37 - Slide

Heb jij de lesdoelen behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

Questions?

Slide 39 - Slide