DE JONGVOLW.: 3.2 DE COGNITIEVE ONTWIKKELING



ONTWIKKELINGSFASE: 
DE JONGVOLWASSENE
3.2 DE COGNITIEVE ONTWIKKELING

1 / 16
next
Slide 1: Slide
Pedagogische HandelenSecundair onderwijs

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson



ONTWIKKELINGSFASE: 
DE JONGVOLWASSENE
3.2 DE COGNITIEVE ONTWIKKELING

Slide 1 - Slide


3.2.1 CONCENTRATIE EN GEHEUGEN
Jongvolwassenen kunnen:
- Zich goed concentreren als ze jong zijn maar naarmate ze ouder 
  worden, kan het concentreren moeilijker worden. 
  Oefenen en gezond leven helpt.
- Dingen beter onthouden.








Slide 2 - Slide


3.2.2 ZELFSTUREND LEREN
Jongvolwassenen:
- Leren hoe ze zelf kunnen leren.
- Begrijpen, plannen en kijken hoe goed ze 
  iets hebben gedaan.









Slide 3 - Slide


3.2.3 TOEPASSING VAN KENNIS IN DE ECHTE WERELD.
Jongvolwassenen:
- Gebruiken wat ze hebben geleerd in het echte leven.
- Velen van hen blijven leren.
- Groei van intellectuele vermogens zoals verbale vaardigheid, feitenkennis, verwerking     
   van informatie.









Slide 4 - Slide


3.2.4 VERBETERING VAN VAARDIGHEDEN.
Jongvolwassenen:
- Worden beter in praten, rekenen en problemen oplossen.
- Kunnen goed communiceren en taken organiseren.









Slide 5 - Slide


3.2.5 POSTFORMEEL DENKEN
Zo denken de meeste jongvolwassenen:
- Zij bekijken de situaties nuchter.
- Zij houden rekening met meningen en argumenten
  van andere.
- Zij wegen deze meningen en argumenten af tegen
  hun eigen waarden en normen.
- Daarna oordelen zij pas.

Slide 6 - Slide


INOEFENEN VAN DE LEERSTOF
- Vul de onderstaande zin verder aan.

1. Jongvolwassenen kunnen zich goed concentreren als ze jong zijn, maar naarmate ze ouder worden, kan het ………………………………………………… moeilijker worden. Oefenen en gezond leven helpt.
2. Jongvolwassenen leren hoe ze zelf kunnen …………………………………. , begrijpen, ..………………… en ……………………………. hoe goed ze iets hebben gedaan.
3. Jongvolwassenen gebruiken wat ze hebben geleerd in het echte leven en velen van hen blijven ………
4. Er is een groei van intellectuele vermogens zoals ……………………………… vaardigheid, feitenkennis en verwerking van …………………………………….
5. Jongvolwassenen worden beter in praten, rekenen en ……………………………. oplossen. Ze kunnen goed communiceren en ……………………………………… organiseren.
6. Bij postformeel denken bekijken ………………………………………………………en volwassenen de ………………………………….. nuchter. Ze houden rekening met meningen en argumenten van anderen, wegen deze af tegen hun eigen ………………………………… en ……………………………… Daarna oordelen zij pas.


Slide 7 - Slide


INOEFENEN VAN DE LEERSTOF
- Vul de onderstaande zin verder aan.

1. Jongvolwassenen kunnen zich goed concentreren als ze jong zijn, maar naarmate ze ouder worden, kan het concentreren moeilijker worden. Oefenen en gezond leven helpt.

2. Jongvolwassenen leren hoe ze zelf kunnen leren, begrijpen, plannen en evalueren hoe goed ze iets hebben gedaan.

3. Jongvolwassenen gebruiken wat ze hebben geleerd in het echte leven en velen van hen blijven leren.

4. Er is een groei van intellectuele vermogens zoals verbale vaardigheid, feitenkennis en verwerking van informatie.

5. Jongvolwassenen worden beter in praten, rekenen en problemen oplossen. Ze kunnen goed communiceren en taken organiseren.
6. Bij postformeel denken bekijken jongvolwassenen en volwassenen de situaties nuchter. Ze houden rekening met meningen en argumenten van anderen, wegen deze af tegen hun eigen waarden en normen. Daarna oordelen zij pas.



Slide 8 - Slide


INOEFENEN VAN DE LEERSTOF
- Noteer een antwoord op de onderstaande vragen.

1. Verduidelijk wat men bedoelt met ‘postformeel denken’.
……………………………………………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………………………………..

2. Waarom is het belangrijk om naar de meningen van andere te luisteren voordat men een oordeel velt?
……………………………………………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………………….. 


Slide 9 - Slide


INOEFENEN VAN DE LEERSTOF
- Noteer een antwoord op de onderstaande vragen.

1. Verduidelijk wat men bedoelt met ‘postformeel denken’.
Postformeel denken verwijst naar de manier waarop volwassenen situaties benaderen met nuchterheid. Ze houden rekening met verschillende perspectieven, wegen meningen en argumenten zorgvuldig af tegen hun eigen waarden en normen voordat ze een oordeel vellen. Dit denken gaat verder dan puur formeel denken en omvat emotionele intelligentie en morele overwegingen.


2. Waarom is het belangrijk om naar de meningen van andere te luisteren voordat men een oordeel velt?
Luisteren naar de meningen van anderen is belangrijk omdat het bijdraagt aan een breder begrip van een situatie. Verschillende perspectieven bieden meer inzicht en kunnen leiden tot weloverwogen beslissingen. Het helpt ook bij het ontwikkelen van empathie en het vermogen om diverse standpunten te respecteren, wat essentieel is voor effectieve communicatie en samenwerking. 


Slide 10 - Slide


INOEFENEN VAN DE LEERSTOF

1. Casus Anne
   - Wat heeft Anne recentelijk geleerd en wil ze toepassen op haar studie?
     o Concentratie
     o Postformeel denken.
     o Zelfgestuurd leren.

   - Welke stappen neemt Anne om zelfgestuurd leren toe te passen op haar studie?
     o Ze plant haar studietijd, begrijpt de lesstof en evalueert haar voortgang.
     o Ze doet geen voorbereiding en leert willekeurig.
     o Ze vertrouwt volledig op de docent voor haar studieplanning.


    


Slide 11 - Slide


INOEFENEN VAN DE LEERSTOF

1. Casus Anne
   - Wat heeft Anne recentelijk geleerd en wil ze toepassen op haar studie?
     o Concentratie
     o Postformeel denken.
     o Zelfgestuurd leren.

   - Welke stappen neemt Anne om zelfgestuurd leren toe te passen op haar studie?
     o Ze plant haar studietijd, begrijpt de lesstof en evalueert haar voortgang.
     o Ze doet geen voorbereiding en leert willekeurig.
     o Ze vertrouwt volledig op de docent voor haar studieplanning.


    


Slide 12 - Slide


INOEFENEN VAN DE LEERSTOF

2. Casus Lisa
   - Wat is het probleem waar Lisa mee te maken heeft?
     o Problemen met zelfgestuurd leren.
     o Concentratieproblemen.
     o Gebrek aan toepassing van kennis in de echte wereld.


   - Wat doet Lisa om haar concentratie te verbeteren?
    o Ze oefent regelmatig en maakt gezondere levensstijlkeuzes.
    o Ze negeert het probleem en hoopt dat het vanzelf verdwijnt.
    o Ze zoekt alleen hulp bij haar docent.


    


Slide 13 - Slide


INOEFENEN VAN DE LEERSTOF

2. Casus Lisa
   - Wat is het probleem waar Lisa mee te maken heeft?
     o Problemen met zelfgestuurd leren.
     o Concentratieproblemen.
     o Gebrek aan toepassing van kennis in de echte wereld.


   - Wat doet Lisa om haar concentratie te verbeteren?
    o Ze oefent regelmatig en maakt gezondere levensstijlkeuzes.
    o Ze negeert het probleem en hoopt dat het vanzelf verdwijnt.
    o Ze zoekt alleen hulp bij haar docent.


    


Slide 14 - Slide


INOEFENEN VAN DE LEERSTOF

3. Casus Tom
   - Wat is opvallend aan Tom zijn manier van denken?
      o Hij oordeelt zonder rekening te houden met meningen van anderen.
      o Hij weegt meningen en argumenten zorgvuldig af tegen zijn eigen waarden en normen.
      o Hij negeert volledig de meningen van anderen.


   - Waarom wordt Tom vaak geraadpleegd door collega's?
     o Vanwege zijn gebrek aan postformeel denken.
     o Vanwege zijn vermogen om nuchter naar situaties te kijken en verschillende perspectieven te overwegen.
     o Omdat hij nooit rekening houdt met zijn eigen waarden en normen. 



Slide 15 - Slide


INOEFENEN VAN DE LEERSTOF

3. Casus Tom
   - Wat is opvallend aan Tom zijn manier van denken?
      o Hij oordeelt zonder rekening te houden met meningen van anderen.
      o Hij weegt meningen en argumenten zorgvuldig af tegen zijn eigen waarden en normen.
      o Hij negeert volledig de meningen van anderen.


   - Waarom wordt Tom vaak geraadpleegd door collega's?
     o Vanwege zijn gebrek aan postformeel denken.
     o Vanwege zijn vermogen om nuchter naar situaties te kijken en verschillende perspectieven te overwegen.
     o Omdat hij nooit rekening houdt met zijn eigen waarden en normen. 



Slide 16 - Slide