What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Herhaling H3
Herhaling hoofdstuk 3
1. Lezen: signaalwoorden en tekstverbanden
2. Woordenschat: figuurlijk taalgebruik
3. Taalverzorging: persoonsvormen enkelvoud/meervoud
voltooid deelwoord
1 / 40
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
This lesson contains
40 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Herhaling hoofdstuk 3
1. Lezen: signaalwoorden en tekstverbanden
2. Woordenschat: figuurlijk taalgebruik
3. Taalverzorging: persoonsvormen enkelvoud/meervoud
voltooid deelwoord
Slide 1 - Slide
Lezen
Signaalwoorden en tekstverbanden
- opsomming
-tegenstelling
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Quiz
Slide 4 - Slide
In een tekst bestaan ............ tussen zinnen en alinea's.
A
leestekens
B
teksten
C
tekstverbanden
D
regels
Slide 5 - Quiz
Hoe noem je de woorden die wijzen op een verband tussen zinnen en alinea's?
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen
Slide 6 - Quiz
Op welk verband wijzen de signaalwoorden maar, toch en echter?
A
opsomming
B
tegenstelling
Slide 7 - Quiz
Om welk tekstverband gaat het hier?
Ik kreeg een hapje en een drankje.
A
tegenstelling
B
opsomming
Slide 8 - Quiz
Lees de tekst en beantwoord de vragen
Slide 9 - Slide
Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?
Slide 10 - Open question
Slide 11 - Slide
Welk signaalwoord hoort op de puntjes in alinea 1?
Slide 12 - Open question
Welk signaalwoord hoort op de puntjes in alinea 2?
Slide 13 - Open question
Wat is het verband tussen alinea 1 en 2?
A
opsomming
B
tegenstelling
Slide 14 - Quiz
Signaalwoord
Geen signaalwoord
ook
aan
word
zo
door
slecht
Slide 15 - Drag question
Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
ook
bijvoorbeeld
zo
maar
Slide 16 - Drag question
“Wanneer het volle maan is
en de maan het dichtst bij
de aarde staat ...” Van welk
tekstverband is hier sprake?
A
opsomming
B
tegenstelling
Slide 17 - Quiz
Woordenschat
Figuurlijk taalgebruik
Slide 18 - Slide
Verbind de vier zinnen met de figuurlijke uitspraak. Je houdt er twee over.
we gaan op onze strepen staan
een fluitje van een cent
er is niets nieuws onder de zon
vertrekken met de noorderzon
het ei van Columbus
niet van gisteren
Er gebeurt hier nooit iets nieuws
Heel slim
We gaan er stiekem vandoor
Een oplossing die nog niemand heeft bedacht
Slide 19 - Drag question
Sleep de uitdrukkingen naar de juiste betekenis
Het heeft geen zin om te proberen het eens te worden over wat mooi is
Daar is niets aan, het smaakt nergens naar.
Succes hebben, goed of mooi gevonden worden
Niet iedereen vindt dezelfde dingen mooi.
Er is geen andere keuze
Iets leuk gaan vinden en er niet meer mee op kunnen houden.
Smaken verschillen
Over smaak valt niet te twisten
De smaak te pakken krijgen
In de smaak vallen
Daar zit kraak nog smaak aan
Meer smaken zijn er niet
Slide 20 - Drag question
Taalverzorging 1
Persoonsvorm: enkelvoud of meervoud
Slide 21 - Slide
de politie
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 22 - Quiz
mijn vrienden
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 23 - Quiz
het bijenvolk
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 24 - Quiz
iedereen
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 25 - Quiz
Een lange rij mensen ........ voor de ingang.
A
wacht
B
wachten
Slide 26 - Quiz
Een grote zwerm wespen .......... hun kant op.
A
vliegen
B
vliegt
Slide 27 - Quiz
De hele familie ....... zin in het feestje.
A
had
B
hadden
Slide 28 - Quiz
De verzameling oude munten ....... een hoop geld op.
A
brengt
B
brengen
Slide 29 - Quiz
Taalverzorging 2
Voltooid deelwoord
Slide 30 - Slide
Persoonsvorm of voltooid deelwoord?
Karin is naar Almere verhuisd.
A
verhuisd = persoonsvorm
B
verhuisd = voltooid deelwoord
Slide 31 - Quiz
Karin verhuist morgen naar Almere.
A
verhuist = persoonsvorm
B
verhuist = voltooid deelwoord
Slide 32 - Quiz
Mijn opa werd beroofd in een drukke winkelstraat.
A
beroofd = persoonsvorm
B
beroofd = voltooid deelwoord
Slide 33 - Quiz
Uw vragen worden zo snel mogelijk beantwoord.
A
beantwoord = persoonsvorm
B
beantwoord = voltooid deelwoord
Slide 34 - Quiz
De zanger beantwoordt de vragen van de fans.
A
beantwoordt = persoonsvorm
B
beantwoordt = voltooid deelwoord
Slide 35 - Quiz
Mila heeft stiekem naar me ..................
(glimlachen)
Slide 36 - Open question
Boris heeft nog niet iemand .......
(uitlachen)
Slide 37 - Open question
In de oosterse keuken wordt veel.......
(roerbakken)
Slide 38 - Open question
Mijn broer heeft zijn kamer ...........
(stofzuigen)
Slide 39 - Open question
Succes met de toets!
Slide 40 - Slide
More lessons like this
Tekstverbanden en signaalwoorden
29 days ago
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Taalverzorging VD
February 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 4
Tekstverbanden en signaalwoorden
February 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Voorbereiding 3BB toets H1 t/m H3
February 2021
- Lesson with
47 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
K3E Les Nederlands 12 januari 2021
January 2021
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Herhalen h3 en h4
January 2024
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Herhalingsles H1,2,3 Lezen Woordenschat Taalverzorging
January 2022
- Lesson with
51 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
3 mavo, hoofdstuk 3 oefentoets
April 2023
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3