Les 6: Film monteren

Welkom D&P3
12.15-12.30 binnenkomst + lezen tekstbron 107 Film monteren + samenvatting maken
12.30-12.45 doornemen planning + svz film maken en monteren
12.45-13.55 opdrachten boekje 28 
13.55-14.00 korte pauze in het lokaal
14.00-14.45 opdrachten boekje 28 / project film afmaken / monteren
15.00-15.30 Mentortijd






1 / 20
next
Slide 1: Slide
Dienstverlening en ProductenMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom D&P3
12.15-12.30 binnenkomst + lezen tekstbron 107 Film monteren + samenvatting maken
12.30-12.45 doornemen planning + svz film maken en monteren
12.45-13.55 opdrachten boekje 28 
13.55-14.00 korte pauze in het lokaal
14.00-14.45 opdrachten boekje 28 / project film afmaken / monteren
15.00-15.30 Mentortijd






Slide 1 - Slide

Lesdoelen 
  • je weet hoe je een storyboard moet maken
  • je weet wat het verschil is tussen een script en een storyboard
  • je weet wat er met een shot en een scene wordt bedoeld
  • je weet wat er met cameravoering / perspectief wordt bedoeld
  • je weet welke perspectieven er zijn
  • je weet welke verschillende filmkaders er zijn
  • je kent de verschillende camerabewegingen
  • je weet welke belichting er is
  • je kent de 5 verschillende geluiden die in films voorkomen
  • je weet wat er met chroma key / green screen wordt bedoeld 

Slide 2 - Slide

Praktijkopdracht: Film maken
  • Aan het einde het praktijkboek hebben jullie een film gemaakt 
  • UIt welke onderwerpen/ soorten films mag je kiezen?
1.een dag op het leven op het Wiringherlant
2.promotiefilm voor je sportvereniging/club
3.instructiefilm (how to…)
  • Voorwaarden: de film is 3 tot 5 minuten
-je mag in tweetallen werken maar je maakt wel je eigen film
-montageprogramma: capcut
-je gebruikt je telefoon als camera
-voordat je gaat flimen is je idee goedgekeurd door je docent
-filmen in lokaal of anders buiten (met toestemming)

Slide 3 - Slide

Volgorde film

Slide 4 - Slide

  • verschil shot / scene

  • Een shot of take is één ononderbroken filmopname. 
  • Het is alles dat wordt opgenomen tussen het aan- en uitzetten van de cameramotor. 
  • Meerdere shots samen vormen een scène.

Slide 5 - Slide

Shots bedenken
Een film of scène begint vaak met een establishing shot. Zo'n shot laat zien waar de scène zich afspeelt. 



Een insert is een tussenshot, een extra beeld van een detail uit de actie. Vaak is een insert een close-up.

Slide 6 - Slide

Scène
  • één deel van de film
  • een film bestaat uit meerdere scènes
  • een scène is een stukje film dat zich op één plek op één moment afspeelt 
  • een scène wordt uitgeschreven in shots -> filmopname zonder onderbreking -> een reden voor verschillende shots is bijvoorbeeld het filmen uit verschillende hoeken
  • voorbeeld: een dialoog (een gesprek) met 2 mensen; het ene moment wordt de ene persoon gefilmd en het volgende moment de andere -> als dit meerdere camerabewegingen zijn dan zijn het ook verschillende shots
 

Slide 7 - Slide

Filmtermen
  • Take: beeldopname. Het stukje film dat je in één keer opneemt, zonder te stoppen met draaien, noem je een take 
  • Shot: beeldopname in één keer. Een shot is bijna hetzelfde als een take. Maar wanneer je het woord 'shot' gebruikt, zeg je vaak ook iets over het camerastandpunt of het kader dat wordt gebruikt. Bijvoorbeeld een two-shot (beeldopname met twee personen in beeld) of een longshot (ruim kader, waarin mensen ten voeten uit te zien zijn). Verderop worden deze termen uitgelegd. 
  • Scène: combinatie van verschillende shots. Samen laten deze shots één gebeurtenis op dezelfde plek en op hetzelfde moment zien. Een scene is dus een eenheid van tijd, plaats en handeling.

Slide 8 - Slide

Plan van aanpak
  • Wat voor film ga je maken (genre)
  • Verhaal (plot):  wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe
  • Werk het verhaal uit als script 
  1. Welke personages zijn er?
  2. Wie zegt wat tegen elkaar? (dialoog)
    Wat gebeurt er? (handelingen)

Slide 9 - Slide

Wat is een storyboard?

Slide 10 - Slide

Storyboard 
  • Gebruik je script
  • Werk elke scène uit in verschillende shots 
  • Zet elk shot in het storyboard (totaal minimaal 15)
    wat gebeurt er? (dialoog of actie: beschrijf het kort)
    locatie?
    welk perspectief?
    welk kader?
    hoe lang duurt het shot?

Slide 11 - Slide

Camerastandpunt/Perspectief
  • Cameravoering: alles wat je de camera laat doen; de cameravoering is van invloed op de stijl van je film. 
  • Het camerastandpunt is de plaats waar de camera staat ten opzichte van de personen of voorwerpen die hij filmt. De camera is het oog van de kijker: waar de camera staat, daar staat het publiek.
  • Een ander woord voor camerastandpunt is perspectief. Door goed na te denken over de plaats waar de camera staat, kun je de kijker van je film beïnvloeden. Zo 'stuur' je het verhaal, je geeft er je eigen draai aan.

Slide 12 - Slide

Perspectief
  1. Ooghoogte: Filmen op ooghoogte levert een neutraal shot op. De persoon of het voorwerp in beeld lijkt net zo belangrijk als de camera.
  2. Kikvorsperspectief:Leg je de camera op de grond en film je naar boven. Bij een kikvorsperspectief ligt de nadruk op de voorgrond. De persoon of het voorwerp in het shot lijkt enorm groot en krachtig. 
  3. Vogelperspectief:Je filmt vanuit de lucht op iets of iemand neer. In het shot zie je veel van de omgeving. Personen en voorwerpen ogen klein en nietig. Het lijkt of de camera de machtigste is.
  4. Two-shot:Een shot met twee mensen erin. De camera is neutraal, hij registreert wat er gebeurt.
  5. Over-the-shoulder-shot: filmt de camera over de schouder van een van de personage. Zo'n shot is helemaal niet neutraal: de kijker zit midden in het gesprek. Een over-the-shoulder zie je vaak in scènes met gesprekken. De kijker wordt door een over-the-shoulder het gesprek ingezogen.

Slide 13 - Slide

Kader film
  • Ga je filmen met een camera, dan geven de randen aan de zijkant van de zoeker het kader (de grenzen) van het filmbeeld aan.
  • Extra long shot (ELS / XLS): Heel ruime overzichtsopname
  • Long shot (LS):Ruim shot, mensen zijn volledig zichtbaar in beeld
  • Medium shot (MS): Mensen zijn vanaf hun middel in beeld
  • Medium close up (MCU):Mensen zijn vanaf de borst/schouders in beeld
  • Close-up (CU): Een deel van de persoon of het voorwerp is zichtbaar, bijv. het gezicht
  • Extreme close-up (ECU / XCU): Alleen een detail is zichtbaar

Slide 14 - Slide

Camerabewegingen
  • De beweging van de camera is onderdeel van de cameravoering. 
  • Je kunt een camera op verschillende manieren laten bewegen tijdens het filmen. 
  • Handheld: vanuit de losse hand filmen
  • Zoom: Door met de lens in te zoomen, kruip je dichter op het onderwerp.
  • Panorama (Pan): Bij een panoramashot beweegt de camera vanaf een vast punt (bijvoorbeeld een statief) horizontaal, bijvoorbeeld van links naar rechts
  • Rijden: Je kunt een camera laten rijden. Hiervoor gebruik je een speciaal karretje, een dolly. een dolly-in of een dolly-out: Een rijdende camera kan naar iets toe rijden (inrijden) of van iets weg rijden (uitrijden). De dolly zorgt ervoor dat de camera niet schokt of trilt tijdens het rijden. Een ander voordeel van het gebruik van een dolly is dat het beeld scherper blijft.
  • Tilt: Vanaf een statief kun je de camera van boven naar beneden laten bewegen of andersom. Je gebruikt die beweging bijvoorbeeld om te laten zien hoe hoog een gebouw is.
  • Craneshot: Er zijn speciale hijskranen voor filmcamera's. Hiermee kun je ingewikkelde bewegingen maken.
  • Steadicam: Een steadicam is een constructie waarmee de filmcamera aan de cameraman vast zit.

Slide 15 - Slide

Belichting
  • Belichting is iets anders dan verlichting
  • Bij belichting gebruik je bewust licht of lampen om de sfeer in een shot te bepalen. Je denkt van tevoren na over het effect dat je met licht wilt bereiken.
  • Hard licht: Fel licht dat harde schaduwen geeft; er is een groot contrast tussen zon en schaduw. Bij hard licht hebben schaduwen harde randen
  • Zacht licht: is het soort licht dat je ziet op een bewolkte dag, schaduw heeft zachte randen
  • Invullicht: een extra lamp of lichtbron die je kunt gebruiken tijdens je filmopnamen.

Slide 16 - Slide

Geluid
Er zijn vijf soorten geluiden in een film.
  1. direct geluid: Het geluid dat tegelijk met het beeld wordt opgenomen
  2. set-noise: alle geluiden die je hoort tijdens de film die de sfeer bepalen (bijv. tikken van de klok of een spoorwegovergang) -> omgevingsgeluid
  3. voice-over: Een vertelstem, of een gedachtestem die bijna altijd achteraf wordt opgenomen
  4. effectgeluid:Een deur die dichtslaat ... Soms is één geluid in een scène veel harder dan de rest van het geluid
  5. filmmuziek

Slide 17 - Slide

Lesdoelen behaald?
  • je weet hoe je een storyboard moet maken
  • je weet wat het verschil is tussen een script en een storyboard
  • je weet wat er met een shot en een scene wordt bedoeld
  • je weet wat er met cameravoering / perspectief wordt bedoeld
  • je weet welke perspectieven er zijn
  • je weet welke verschillende filmkaders er zijn
  • je kent de verschillende camerabewegingen
  • je weet welke belichting er is
  • je kent de 5 verschillende geluiden die in films voorkomen
  • je weet wat er met chroma key / green screen wordt bedoeld 

Slide 18 - Slide

Een Film Maken

Slide 19 - Slide


Een script is een (volledige) geschreven uitwerking van een verhaal.

Het is een handleiding voor filmmakers.
Maar ook handig voor alle mensen die meewerken aan de film.

Nadat je het verhaal uitgebreid hebt beschreven (scenario) kun je van dat verhaal een script maken.

Slide 20 - Slide