WVC 2KGT Question Tags

2KGT
Question Tags

Lesdoelen: 
1. Je begrijpt wat een Question Tag is
2. Je kan zelf een Question Tag maken
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2KGT
Question Tags

Lesdoelen: 
1. Je begrijpt wat een Question Tag is
2. Je kan zelf een Question Tag maken

Slide 1 - Slide

Question tags
Nederlandse question tag = toch? 
Dit is de Engels les, toch?

Het is een kort vraagje aan het eind van de zin

Slide 2 - Slide

Question Tags
Hoe maak je een 'Question Tag'? 
De regel: 
 
Van bevestigend (+) naar ontkennend (-)
en
Van ontkennend (-) naar bevestigend (+)

Slide 3 - Slide

Tags
Stap 1: 
Je kijkt altijd naar het eerste werkwoord in een zin. Is dat bevestigend (+) dan moet je het ontkennend maken (-) en andersom. Dit doe je met behulp van “not”
Voorbeeld: 
 Isn’t > Is
 Have > Haven’t

Slide 4 - Slide

Tags
Voorbeeld: Kelly is nice, isn’t she?

Slide 5 - Slide

Tags
Stap 2: 
Na het werkwoord kijk je naar het onderwerp (de persoon).

Je gebruikt nooit een naam in een korte vraag
Dus:
Kelly = She
Tim and Jake = They
The shop = It
Jeffrey = He
Shelley and I = We

Slide 6 - Slide

Tags
Voorbeeld: Kelly is nice, isn’t she?

Slide 7 - Slide

Tags
Stap 3: 
Uitzonderingen:

Als je geen " not " achter het werkwoord kan plakken kies je een vorm van do.
- Don't OF Doesn't (alleen bij he/she/it)
He works a lot, doesn't he?                     

" amn't I " bestaat niet. Je kiest dan " aren't I "

Slide 8 - Slide

Maak nu:
Maak in de online methode nu de volgende opdrachten:
Unit 3, lesson 5
Opdracht 4 + 5 + 6

Kijk de opdrachten na
9 of meer fout: ga verder met de blauwe pagina's
8 of minder fout: ga verder met de gele pagina's

Slide 9 - Slide

Sue is a nice girl, ___?
A
is she
B
isn't she
C
is Sue
D
isn't Sue

Slide 10 - Quiz

Tom and Jerry aren't friends, ___?
A
are they
B
aren't they
C
are Tom and Jerry
D
aren't Tom and Jerry

Slide 11 - Quiz

Jake has a lot of friends, ___?
A
has he
B
hasn't he
C
has Jake
D
hasn't Jake

Slide 12 - Quiz

I always do my homework, ___?
A
do I
B
don't I

Slide 13 - Quiz

I am not late, ___?
A
am I
B
are I
C
amn't I
D
aren't I

Slide 14 - Quiz

You like Jenny, ___?
A
like you
B
liken't you
C
don't you
D
doesn't you

Slide 15 - Quiz

She smiles a lot, ___?
A
smiles she
B
smilesn't she
C
don't she
D
doesn't she

Slide 16 - Quiz

Klaar? 
Oefen met de Word Trainer van Unit 3 tot de docent de les afsluit.

Slide 17 - Slide

Johnny is a nice boy, ___?

Slide 18 - Open question

Jayda likes dancing, ___?

Slide 19 - Open question

I am not bothering you, ___?

Slide 20 - Open question

Your cat is very old, ___?

Slide 21 - Open question

Kelly and Jake work a lot, ___?

Slide 22 - Open question

Klaar? 
Oefen met de Word Trainer van Unit 3 tot de docent de les afsluit.

Slide 23 - Slide