20 september

Ga rustig zitten.
Telefoon in de tas.
Log alvast in in de LessonUp.
Pak je huiswerk er vast bij (opdr. 3, 4 en 6 van §2.3).
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Ga rustig zitten.
Telefoon in de tas.
Log alvast in in de LessonUp.
Pak je huiswerk er vast bij (opdr. 3, 4 en 6 van §2.3).

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Informatieve tekst
A
vooral feiten
B
feiten en meningen
C
feiten, meningen en figuurlijk taalgebruik

Slide 4 - Quiz

Een informatieve tekst...
A
... probeert je ergens van te overtuigen.
B
... probeert je aan het lachen te maken.
C
... probeert je alleen informatie te geven.
D
... probeert je ergens toe over te halen.

Slide 5 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een informatieve tekst?
A
Tekst uit een schoolboek
B
Leesboek
C
Stripverhaal
D
Filmrecensie

Slide 6 - Quiz

Uiteenzetting is...
A
tekst uit een krant waarin informatie wordt gegeven over een actueel onderwerp
B
tekst waarin uitleg wordt gegeven over een onderwerp
C
tekst waarin verslag wordt gedaan van een vraaggesprek
D
tekst waarin wordt uitgelegd hoe je iets moet doen of gebruiken

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Een nieuwsbericht is altijd objectief.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Wat is geen objectieve informatie
A
Uitslag van een onderzoek.
B
Eigen ervaring
C
Een mening van een deskundige.
D
Historische gegevens.

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Activeren

Slide 14 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 15 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
De schrijver wil je iets leren of uitleggen (instrueren)
B
De schrijver wil je iets laten doen (activeren)
C
De schrijver wil je amuseren (amuseren)
D
De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)

Slide 16 - Quiz

Tekstdoel: overtuigen
Wat voor een tekstsoort zou dit tekstdoel kunnen hebben?

Slide 17 - Open question

timer
3:00

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Wat betekent 'objectief'?

A
Iets dat gebaseerd is op feiten en meningen
B
Iets dat is gebaseerd op alleen meningen.
C
Iets dat gebaseerd is op alleen feiten
D
Iets dat gebaseerd is op leugens.

Slide 21 - Quiz

Welke tekstdoelen ken je nu? Noem bij je tekstdoel ook een tekstsoort of een voorbeeld van een tekstsoort.

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide