Zin 1: De directeur vierde gisteren zijn verjaardag.
Zin 2: De directeur trakteerde alle kinderen op wat lekkers.
Zin 3: De directeur vierde gisteren zijn verjaardag en ( ... ) trakteerde alle kinderen op wat lekkers.
In zin 1 en 2 gaat het om dezelfde directeur (betekenis), de directeur is beide keren enkelvoud (vorm), de directeur is in beide zinnen het onderwerp (vorm) en de directeur staat in beide zinnen voor de persoonsvorm (plaats), dus "de directeur" mag in de tweede zin weggelaten worden.