3v soortelijke warmte

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Warmte is een maat voor de snelheid van de moleculen
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Als de temperatuur stijgt zullen de moleculen ...... bewegen
A
even snel
B
langzamer
C
sneller

Slide 7 - Quiz

Als je warmte toevoert aan water van 100 graden Celsius zal de temperatuur
A
toenemen
B
afnemen
C
gelijk blijven

Slide 8 - Quiz

Als je warmte toevoert aan water van 100 graden Celsius zal die warmte gebruikt worden om
A
de temperatuur te verhogen
B
moleculen los te maken uit de vloeistof
C
de temperatuur te verlagen

Slide 9 - Quiz

Het symbool voor warmte is .... en de eenheid is ....
A
Q en J
B
Q en graden C
C
T en J
D
T en graden C

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Hoeveel warmte is nodig om 10 g zand te verwarmen van 10 tot 14 graden C? voor zand c = 0,80 J/gC
A
0,80 J
B
32 J
C
80 J
D
112 J

Slide 15 - Quiz

Hoeveel warmte is nodig om 10 mL water te verwarmen van 5 tot 15 graden C? voor water c = 4,2 J/gC
A
210 J
B
630 J
C
420 J
D
4,2 J

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Als een stof afkoelt stroomt er warmte weg
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

De temperatuurverandering is negatief als een stof opwarmt
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz