Les 3.2 VM2a Periode 3 Examentraining

VM2a | Periode 3 | Examentraining
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

VM2a | Periode 3 | Examentraining

Slide 1 - Slide

Planning vandaag
  •  Welkom
  • Terugblik en vooruitblik
  • Examens: hoe zit het ook alweer?
  • Oefenen: Ouderen zijn 'eerlijker' over
     vooroordelen.
  • Tips voor het examen lezen/luisteren
  • Volgende week
  • Dilemma

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Afspraken tijdens de les
Online lessen: we zien elkaar in Microsoft Teams. Ik start de vergadering. We starten gezamenlijk en sluiten gezamenlijk af. 

Afspraken: het is verplicht om je camera aan te hebben tijdens de les. Je microfoon staat alleen aan als dat nodig is. Vraag? Steek je hand op.


Zelfstandig werken: je werkt in je eigen tempo en zelfstandig aan je opdrachten.


Lesmateriaal: PowerPoints, opdrachten, studiewijzers en intekenlijsten staan in Teams onder Nederlands > Bestanden.


LessonUp: ik geef les met behulp van LessonUp. Je kunt de lessen bekijken/volgen door
lid te worden van je klas. De link om lid te worden staat in Teams.





Slide 4 - Slide

Terugblik en vooruitblik
Jaar 1: Lees- en luistervaardigheid, schrijfvaardigheid, spelling en interpunctie.

Jaar 2: 
Periode 1: Examen spreken 
Periode 2: Schrijfvaardigheid (Nedflix)
Periode 3: Examentraining
Periode 4: Examen gesprekken voeren

Jaar 3: Examen lezen/luisteren en examen schrijven.
Je hebt géén les meer!


Slide 5 - Slide

Examens Nederlands
Naam examen
Weging
Afnamemoment
Centraal Examen Lezen en Luisteren
50%
Op een vaste datum (landelijk)
Instellingsexamen Schrijven
25%
Op een vaste datum
Instellingsexamens Spreken/Gesprekken voeren
25%
Afname door docent
  • Vijf afnameperiodes
  • Niveau 3 opleiding: je doet je examens op 2F-niveau.
  • Niveau 4 opleiding: je doet je examens op 3F-niveau.

Slide 6 - Slide

Examens 2F
  • CE  lezen/luisteren : 50%

  • IE schrijven : 25%
  • IE spreken (12,5%) en IE gesprekken voeren (12,5%): 25%

  • Schrijven, spreken en gesprekken voeren worden samen 1 cijfer. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Oefenen
Ga naar Teams > Nederlands > Bestanden > Periode 3 > Ouderen zijn 'eerlijker' over vooroordelen.

Vragen: Ga naar Teams > Opdrachten voor de vragen bij de tekst.


Slide 9 - Slide

1 Wat wil de schrijver met deze tekst?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen

Slide 10 - Quiz

2 Tekstdeel 1 is de inleiding van de tekst.
Wat is de functie van deze inleiding?
A
Aangeven hoe de tekst is opgebouwd
B
Een samenvatting geven van de tekst
C
Enkele moeilijke woorden uit de tekst uitleggen.

Slide 11 - Quiz

3 Wat voor verband geeft het woord ‘zo’ in tekstdeel 2 aan?
A
Een conclusie
B
Een middel bij een doel
C
Een voorbeeld bij een stelling

Slide 12 - Quiz

4 Lees tekstdeel 2. Hierin staat: ‘Bovendien zijn ouderen gemiddeld minder hoog opgeleid
dan de jongeren van nu.’
Wat kun je uit deze zin concluderen?
A
Dat hoger opgeleiden meestal racistischer zijn.
B
Dat lager opgeleiden meestal racistischer zijn.
C
Dat ouderen gediscrimineerd worden vanwege hun opleidingsniveau.
D
Dat ouderen meer hebben meegemaakt in hun leven.

Slide 13 - Quiz

5. In tekstdeel 2 staan oorzaken voor racisme bij ouderen.
Wat staat er in tekstdeel 3 over die oorzaken?
A
In tekstdeel 3 staan voorbeelden van die oorzaken.
B
In tekstdeel 3 staat dat die oorzaken kloppen.
C
In tekstdeel 3 staat dat die oorzaken niet kloppen.

Slide 14 - Quiz

6. Kijk naar de foto.
Van welke woorden uit tekstdeel 4 is de foto een illustratie?
A
de bekende burgerrechtenactivist Jesse Jackson
B
een vredig tafereeltje
C
80-90% van de Amerikanen

Slide 15 - Quiz

7. Lees tekstdeel 5.
Wat is de hoofdreden dat IAT zo geschikt is voor het onderzoek van Gonsalkorale en co?
A
Dat de proefpersonen geen tijd hebben om na te denken.
B
Dat proefpersonen van alle leeftijden eraan mee kunnen doen
C
Dat proefpersonen via de computer gemakkelijk mee kunnen doen.

Slide 16 - Quiz

8. Wat blijkt uit tekstdeel 6?
A
Dat je het beste bij jonge kinderen kunt beginnen om racisme te bestrijden.
B
Dat jonge kinderen eerlijk zijn over hun vooroordelen.
C
Dat jonge kinderen weinig vooroordelen hebben.
D
Dat kinderen al jong begrijpen dat ze niet racistisch mogen zijn.

Slide 17 - Quiz

9. Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte van de tekst weer?
A
Onbewuste vooroordelen beïnvloeden veel meer je gedrag dan je bewuste houding.
B
Racistische gevoelens veranderen tijdens je leven niet, alleen wat je erover zegt.
C
Uit wetenschappelijk onderzoek is opnieuw gebleken dat ouderen racistischer zijn dan jongeren

Slide 18 - Quiz

Tips voor het examen lezen/luisteren
  1. Voorkom dat je snel afgeleid wordt. Bij een leestoets is concentratie belangrijk. 
  2. Het is normaal dat je niet altijd alles (meteen) begrijpt. Blijf rustig lezen en probeer zoveel mogelijk te snappen. 
  3. Lees eerst de titel, de ondertitel en de introductie van de tekst goed. Ze geven vaak al belangrijke informatie over het onderwerp en het doel van de tekst of over de bedoelingen van de schrijver. 
  4. Lees vervolgens de tekst in zijn geheel. Je leest dan globaal: je richt je op de belangrijkste punten en nog niet op de details.

Slide 19 - Slide

Tips voor het examen lezen/luisteren
5. Lees niet eerst de vragen voordat je de tekst voor de eerste keer helemaal doorleest. Als je begint met het lezen van de vragen, is de kans groot dat een deel van de informatie uit de tekst je ontgaat en dat je geen zicht krijgt op de opbouw en de verbanden in de tekst. Dat ‘zicht op’ heb je wel nodig: het maakt het je makkelijker om de vragen te beantwoorden.

6. Lees dan opnieuw, maar in gedeeltes. Lees eerst een vraag en dan het deel of de delen van de tekst waarop de vraag betrekking heeft. (Vaak wordt dat al aangegeven bij de vraag – let daar goed op!) Bij het zoeken naar het antwoord in een of meer tekstdelen lees je intensief en selectief. 

Slide 20 - Slide

Tips voor het examen lezen/luisteren
7. Als de antwoordopties langere zinnen zijn, probeer dan de kern te onthouden voordat je opnieuw gaat lezen. Zo voorkom je dat je steeds weer de hele zinnen gaat lezen. Lees bij het kiezen van de antwoorden pas weer de hele zinnen.

8. Lees nog wat verder wanneer je denkt dat je het goede antwoord hebt ontdekt. Soms voegt een schrijver namelijk nog iets toe wat het voorgaande nuanceert of zelfs tegenspreekt. 




Slide 21 - Slide

Tips voor het examen lezen/luisteren
9. Maak gebruik van het feit dat een schrijver vaak hetzelfde op verschillende manieren zegt. Dit verschijnsel heet ‘redundantie’. Wanneer een tekst redundant is, kun je het antwoord op een bepaalde vraag dus op meer plekken vinden. Blijf daarom lezen als je nog niet zeker weet of je het antwoord gevonden hebt. Soms zegt de schrijver hetzelfde nog een keer, maar dan met andere woorden.

10. Let bij het lezen heel goed op signaalwoorden. Een signaalwoord geeft aan welk verband er is tussen twee of meer zinnen. 






Slide 22 - Slide

Tips voor het examen lezen/luisteren
11.  Maak tijdens het lezen notities: dat helpt je om de hoofdzaken te begrijpen. 

12. Besteed bij het lezen van de tekst en het beantwoorden van de vragen ook de nodige aandacht aan tekst die in een apart kader staat en aan informatie die je kunt halen uit schema’s, grafieken en ander beeldmateriaal bij de tekst. Let op bijschriften bij beeldmateriaal: ook die geven je informatie. 

13. Je mag bij de toets een woordenboek gebruiken. Doe dat alleen als je niet weet wat een woord betekent én denkt dat dat woord heel belangrijk is voor het goed beantwoorden van de vraag. 


Slide 23 - Slide

Tips voor het examen lezen/luisteren
14. Je kunt jezelf voorbereiden op het examen door de krant te lezen, artikelen in tijdschriften en
informatieve teksten op internet. De leesteksten in het examen gaan altijd over de wereld om
je heen. Als je al iets weet van het onderwerp in een leestekst, is het makkelijker om de tekst
te begrijpen. Door het lezen van krantenberichten, tijdschriften en informatieve teksten op
internet breid je ook je woordenschat uit. Veel woorden uit dit soort teksten kom je ook in de
teksten op het examen tegen. 

Slide 24 - Slide

Algemene tips
1. Bedenk eerst zelf het goede antwoord. Kijk daarna pas naar de antwoordalternatieven.

2. Bij vragen met meer juiste antwoorden moet je iedere keer nagaan of de uitspraak waar is. Doe dat consequent en met de juiste aandacht.

3. Het komt voor dat een antwoordalternatief bij een multiplechoicevraag op zichzelf wel waar is, maar niet het goede antwoord op de vraag. Het antwoord sluit dan niet goed aan bij de inhoud van de vraag. Lees daarom vooral de vraag zelf goed, en doe dat voor de zekerheid nog eens als je het goede antwoord hebt gekozen. Zo voorkom je dat je een antwoord aankruist dat goed lijkt, maar niet aansluit bij de vraag.


Slide 25 - Slide

Algemene tips
4. Als je twijfelt over het goede antwoord op een vraag, vul dan een voorlopig antwoord in. Noteer dat je bij die vraag nog twijfelt, ga later terug naar die vraag en neem je besluit. De ervaring leert overigens dat het antwoord dat je als eerste kiest vaak het goede is.

5. Als je het antwoord op een vraag echt niet weet, kies dan toch een antwoord. Gokken kan ook goede antwoorden opleveren.



Slide 26 - Slide


Na deze les heb ik het volgende nodig:

Slide 27 - Open question

Volgende week
Donderdag 15 april:

  • Opdracht af bij leestekst (zie Teams)
  • Uitleg over het schrijfexamen
  • Oefenopdracht schrijfexamen

  • Wil je extra oefenen? Volg het stappenplan! 
Stappenplan oefenexamen
  1. Ga naar http://oefenen.facet.onl
  2. Ga naar MBO-examens
  3. Ga naar Nederlandse taal
  4. Kies het examen MBO Nederlands 2F 2020-2021 voorbeeldexamen
  5. Klik op Start examen/toets
  6. Ben je klaar of wil je tussendoor weten hoeveel punten je hebt? Klik op 'inleveren'
  7. Noteer je cijfer en bekijk welke vragen je fout hebt. Neem die mee naar de volgende les

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

JE HEBT EEN PERMANENTE PISVLEK IN JE BROEK – OF – JE HOUDT EEN AFSCHEIDSSPEECH VOOR ELKE DROL VOORDAT JE ‘M DOORSPOELT

Slide 30 - Slide