Leuk materiaal herhalen SPREKEN

Materiaal mbt Spreken
1 / 20
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Materiaal mbt Spreken

Slide 1 - Slide

Spreken H1 en H2 + praktijkopdracht

Slide 2 - Slide

Wat is het verschil tussen spreken en gesprekken voeren?

Slide 3 - Open question

Welke spreekdoelen zijn er?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

het spreekdoel is:
A
overhalen
B
informeren
C
overtuigen
D
uitleg geven

Slide 6 - Quiz

Je schrijft een blog over het houden van dwerghamsters.
wat is het spreekdoel?
A
overhalen
B
verhalen
C
uitleg of instructie
D
informeren

Slide 7 - Quiz

Wat is de basisindeling van een presentatie?

Slide 8 - Open question

Wat is belangrijk bij het verzamelen van informatie?

Slide 9 - Open question

Je bron...
Actualiteit – is de informatie up-to-date?
Betrouwbaarheid – is de informatie waar?
Relevantie – past de informatie bij jouw onderwerp?

Slide 10 - Slide

Wat is de standaard tekstopbouw?
A
inleiding - slot - middenstuk/kern
B
slot - inleiding - middenstuk/kern
C
middenstuk/kern - inleiding - slot
D
inleiding - middenstuk/kern - slot

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

Welke tips geef je Guido?

Slide 13 - Open question

Let op je houding
Houding: Sta je of zit je? Zit je rechtop of onderuitgezakt?
Gebaren: Beweeg je veel met je handen of niet? Heb je je handen in je zakken?
Mimiek: Hoe kijk je? Kijk je je publiek aan? 

Slide 14 - Slide

Signaalwoorden geven structuur
opsomming: en, ook
tegenstelling: maar, toch, hoewel
reden: omdat, want
verklaring: dus, daarom
voorwaarde: als ... dan
tijd: eerst, toen, daarna
plaats: hier, daar

Slide 15 - Slide

Synoniemen en tegenstellingen
Synoniemen
Ongeveer dezelfde betekenis --> huis, woning
Tegenstellingen
Woorden met een tegenovergestelde betekenis --> inclusief, exclusief

Slide 16 - Slide


Wat is geen tegenstelling?
A
Prachtig - Fantastisch
B
Dik - Dun
C
Mooi - Lelijk
D
Vroeg - Laat

Slide 17 - Quiz

Wat is een tegenstelling?
A
Langzaam en snel
B
Lief en schattig
C
Mooi en meisje

Slide 18 - Quiz


Wat is geen tegenstelling?
A
Traag - Langzaam
B
Boven - Onder
C
Laag - Hoog
D
Gevaarlijk - Veilig

Slide 19 - Quiz

Wat zijn de signaalwoorden voor een tegenstelling (tegenstellend tekstverband)?
A
verder, ten slotte, en
B
kortom, dus
C
tegenover, hoewel, echter

Slide 20 - Quiz