This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Herzlich Willkommen!
Deutsch Periode 1
Slide 1 - Slide
Inhalt der Stunde
Lernziele dieser Stunde
D-toets luister- & leesvaardigheid
Wiederholung der letzten Woche
Sprechübung: Stell dich mal vor!
Aufgaben dieser Woche
Lernzielkontrolle
Slide 2 - Slide
1. Lernziel dieser Stunde
Am Ende dieser Stunde kann ich ...
... mezelf in het Duits voorstellen (naam - woonplaats - leeftijd - hobby).
Slide 3 - Slide
2. D-toets luister- & leesvaardigheid
Opvallendheden:
Luistergedeelte ging heel goed!
Meerkeuzevragen altijd invullen! Je hebt 50% kans dat je het antwoord goed hebt.
Bij leesvaardigheid: Open vragen in het Nederlands antwoorden!
Voorbereiding voor maandag: Oefenen met lees- & luisteropdrachten in je boek. Breid je woordenschat uit door de woordjes uit hoofdstuk 0 & hoofdstuk 1 Duits-Nederlands te leren!
Slide 4 - Slide
3. Wiederholung der vorigen Woche
Hoofdletters gebruik je ...
... bij namen van personen, steden, landen;
... aan het begin van de zin;
... bij zelfstandige naamwoorden.
Zelfstandige naamwoorden krijgen in het Duits een hoofdletter:
je kunt de/het/een (der/die/das) voor het woord zetten.
een woord dat je vast kunt pakken.
Slide 5 - Slide
Aufgabe D.4, AB - Seite 16 Staan de hoofdletters goed in de volgende zin:
Mareike wohnt in München. Sie ist dreizehn und liebt Musik.
A
ja
B
nein
Slide 6 - Quiz
Ja, want ...
... hoofdletters gebruik je ...
... bij namen van personen (Mareike), steden (München), landen (Deutschland);
... aan het begin van de zin;
... bij zelfstandige naamwoorden (Musik).
Zelfstandige naamwoorden krijgen in het Duits een hoofdletter:
je kunt de/het/een (der/die/das) voor het woord zetten.
een woord dat je vast kunt pakken.
Slide 7 - Slide
Aufgabe D.4, AB - Seite 16 Staan de hoofdletters goed in de volgende zin:
sebastian ist Vierzehn. er Wohnt in köln. er Mag Popmusik.
A
ja
B
nein
Slide 8 - Quiz
Nee, want ...
... hoofdletters gebruik je NIET ...
... bij werkwoordsvormen (ist - wohnt - mag);
... bij getallen.
Zelfstandige naamwoorden krijgen in het Duits een hoofdletter:
je kunt de/het/een (der/die/das) voor het woord zetten.
een woord dat je vast kunt pakken.
Slide 9 - Slide
Aufgabe D.4, AB - Seite 16 Staan de hoofdletters goed in de volgende zin:
Juliane wohnt in Hamburg. Sie ist dreizehn Jahre alt und liebt Fußball
A
ja
B
nein
Slide 10 - Quiz
Ja, want ...
... hoofdletters gebruik je ...
... bij namen van personen (Mareike), steden (München), landen (Deutschland);
... aan het begin van de zin;
... bij zelfstandige naamwoorden (Musik).
Zelfstandige naamwoorden krijgen in het Duits een hoofdletter:
je kunt de/het/een (der/die/das) voor het woord zetten.
een woord dat je vast kunt pakken.
Slide 11 - Slide
Aufgabe D.4, AB - Seite 16 Schrijf de volgende zin over en schrijf de juiste woorden met een hoofdletter:
fatima ist dreizehn jahre alt. sie wohnt in münchen. sie liebt katzen.
Slide 12 - Open question
Aufgabe D.4, AB - Seite 16 Schrijf de volgende zin over en schrijf de juiste woorden met een hoofdletter:
deniz wohnt in berlin. er ist dreizehn jahre alt. er liebt schwimmen.
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
4. Sprechübung: Stell dich mal vor!
Aufgabe:
Welke vraag hoort bij welk antwoord?
Bij sommige vragen passen meerdere antwoorden.
Slide 15 - Slide
Wie heißt du?
Wie alt bist du?
Wo wohnst du?
Was ist dein Hobby?
Ich bin ...
Ich heiße ...
Mein Name ist ...
Ich bin 13 Jahre alt.
Ich wohne in Utrecht.
Ich mag Fußball.
Ich liebe Hockey.
Ich spiele gern Basketball.
Mein Hobby ist singen.
Ich komme aus Utrecht.
Slide 16 - Drag question
4. Sprechübung: Stell dich mal vor!
Vertellen over je hobby kan op meerdere manieren:
Mein Hobby ist Fußball spielen. = Mijn hobby is voetballen.
Ich mag Fußball. = Ik houd van voetbal.
Ich spiele gern Fußball. = Ik speel graag voetbal. / Ik voetbal graag.
Ich liebe Fußball. = Ik houd vanvoetballen.
Slide 17 - Slide
4. Sprechübung: Stell dich mal vor!
Aufgabe (in tweetallen):
Bedenk een situatie waarin je iemand voor het eerst ontmoet en elkaar beter wilt leren kennen.
Schrijf een dialoog van minimaal 4 vragen & antwoorden, waarin je jezelf voorstelt. Schrijf de vragen & antwoorden op. Gebruik evt. TB, Seite 27.
Oefen de dialoog met elkaar. Straks presenteer je je dialoog aan de klas.
timer
10:00
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
5. Lernziel dieser Stunde
Am Ende dieser Stunde kann ich ...
... mezelf in het Duits voorstellen (naam - woonplaats - leeftijd - hobby).
Luister naar de verschillende dialogen!
Slide 20 - Slide
6. Aufgaben dieser Woche
Aufgaben dieser Woche
E. Mein Avatar und ich: TB, Seite 21 & AB, Seite 18-19-20