§9 Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden

Welkom!


1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!


Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Terugblik vorige les
  • Leerdoelen bespreken
  • Herhaling werkwoordspelling: persoonsvorm tegenwoordige tijd.
  • Spelling van de persoonsvorm in de verleden tijd.
  • Opdrachten maken

Slide 2 - Slide

Terugblik vorige les
Waar ging de vorige paragraaf over?


Slide 3 - Slide

Leerdoelen deze les
Ik kan de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd juist spellen.

Slide 4 - Slide

sterk werkwoord

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Link

Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden
Voorbeelden

hele ww= Fietsen
Stam      = Fiets
-> Fietste(n

hele ww= Geloven
stam      = Gelov
-> Geloofde(n)

Slide 7 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden
- Het werkwoord verandert van klank in de verleden tijd.
- Je schrijft wat je hoort.

Voorbeelden sterke werkwoorden:
Vliegen - Vlogen
Lopen - Liepen
Roepen - riepen

Slide 8 - Slide

Alle tijden in een stroomschema:

Slide 9 - Slide

Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Verandert van klank
verandert niet van klank

Slide 10 - Drag question

sterke werkwoorden
zwakke werkwoorden
ontbijten
fietsen
zwemmen
schrikken

Slide 11 - Drag question

Sterk of zwak?

BIJTEN
A
sterk
B
zwak

Slide 12 - Quiz

Sterk of zwak?
verhuizen
A
sterk
B
zwak

Slide 13 - Quiz

zingen
doen
managen
lopen
sterk werkwoord
zwak werkwoord

Slide 14 - Drag question

Wat zijn de sterke werkwoorden?
A
beginnen, bieden, bijten en blazen
B
kijken, klagen, kosten, krabben
C
mailen, masseren, melden, mompelen
D
raden, regeren, roepen en ruiken

Slide 15 - Quiz

Wat is een sterk werkwoord?
A
schilderen
B
roepen

Slide 16 - Quiz

Wat is GEEN sterk werkwoord?
A
schrijven
B
typen

Slide 17 - Quiz

Schrijven
    Gaan
  Maken
  Slapen
 Worden
 Fietsen
    Doen
   Lopen
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden

Slide 18 - Drag question

Aan de slag!
Maak §9 opdracht 1, 2, 3.1 en 4.1
Verminderde opdrachten: 1, 3.1 en 4.1

Klaar? 
Kijk het na en ga werken in de online trainer.
timer
10:00

Slide 19 - Slide