Milgram zag zijn experiment als een bewijs dat mensen zich zodanig kunnen instrumentaliseren in functie van een autoriteit, dat ze zich niet langer als verantwoordelijk voor hun daden beschouwen. Deze toestand van gedachteloze gehoorzaamheid ging hij de 'agentische staat' noemen. Hij verwees herhaaldelijk naar Adolf Eichmann, die zich op zijn proces uitgaf voor een bureaucratische opvolger van bevelen. Het proces bracht Hannah Arendt tot haar beroemde these over de banaliteit van het kwaad, dat lijkt voort te vloeien uit het handelen van schijnbaar onbetekenende personen.