D2-1 grafieken tekenen

grafieken teken van een totale opbrengsten en totale kosten functie
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

grafieken teken van een totale opbrengsten en totale kosten functie

Slide 1 - Slide

Beste leerlingen, 

Speciaal voor jullie een les over het tekenen van een grafiek die je zelf kunt doornemen. 

Ik kan zien of je alle onderdelen hebt doorlopen, dus doe je best!

Ik ben tijdens de live les natuurlijk ook beschikbaar om vragen te beantwoorden. 

meneer van Buren

Slide 2 - Slide

leerdoelen
  • je snapt het verschil tussen een totale opbrengst en totale kostenfunctie
  • je kunt een grafiek tekenen van een totale opbrengsten functie
  • je kunt een grafiek tekenen van een totale kostenfunctie

Slide 3 - Slide

Het snel kunnen tekenen van een grafiek is erg belangrijk bij economie. 

Je moet grafieken kunnen tekenen van lineaire functies. Bij wiskunde heb je dat vast en zeker geoefend. 

Ik wil graag eerst even kijken of je nog precies weet wat een lineaire functie is. 

Slide 4 - Slide

Bij welke formule hoort een rechte lijn?
A
Qv=10P+500
B
Qv=10P2+500

Slide 5 - Quiz

Bij de functie TK = 100Q + 500 hoort een rechte lijn. 

Je kunt zo'n functie vergelijken met wat je bij wiskunde hebt geleerd: 

Y = aX + B waarbij a de richtingscoefficient is en B het begingetal (weet je dat nog?). 

Y = TK
a = 100
B = 500

Slide 6 - Slide

Bij economie heb je veel verschillende functies. 
Een paar voorbeelden: 

vraagfunctie: Qv = -10P + 500 => a = -10. Dus er is een negatief verband tussen de vraag en de prijs. 

aanbodfunctie: Qa = 10P + 200  => a = 10. Dus er is een positief verband tussen het aanbod en de prijs. 

De totale kostenfunctie: 
TK = 200Q + 500 => a = 200. Dus er is een positief verband tussen de geproduceerde hoeveelheid en de totale kosten. 

Slide 7 - Slide

Je hebt de functie Qv = -500P + 1000

Wat is waar?
A
Dit is een aanbodfunctie
B
-500 is het begingetal
C
1000 is de richtingscoefficient
D
Qv = Y

Slide 8 - Quiz

Een vraagfunctie is ..
A
Een evenredig verband
B
Een negatief verband
C
Een positief verband
D
Geen verband

Slide 9 - Quiz

Wat is de formule voor de vraagfunctie?
A
Qv= -B + aP
B
aP= Qv - B
C
Qv= -aP + B
D
B= Qv + aP

Slide 10 - Quiz

Wat is de formule van de totale kosten functie met variabele (v) en constante kosten (C) ?
A
TK = vQ + C
B
TK = -vQ + C
C
TK = vQ - C

Slide 11 - Quiz

Je gaat nu een filmpje kijken waarin uitgelegd wordt hoe je een totale kostenfunctie en een totale opbrengstfunctie kunt tekenen. 

Tussendoor stel ik een paar vragen, dus sla het filmpje niet over.  

Slide 12 - Slide

4

Slide 13 - Video

Even samenvatten:
1. De q staat altijd op de X-as (horizontaal)
2. De totale opbrengsten functie begint in het nulpunt (0,0). 
4. Om een rechte lijn te tekenen, bereken je bij twee waarden van Q, de waarden van Y (de kosten of opbrengsten of de prijs). 

Slide 14 - Slide

Nu mag jij proberen:
teken in 1 grafiek de functies van:
TO = 75Q en de functie TK = 35Q + 30.000
Q = maximaal 2000

Slide 15 - Open question

Zo zou je grafiek eruit moeten zien

Slide 16 - Slide

Vul in hoe het ging:
A
Beide goed
B
Beide fout
C
TO functie: goed TK functie: fout
D
TO functie: fout TK functie: goed

Slide 17 - Quiz

Teken in 1 grafiek:
TO = 5000Q, TK = 2000Q + 1.000.000
productiecapaciteit = 500

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

samenvatting
  • De Q staat altijd horizontaal (X-as)
  • Het geld (TK/TO/P) staat altijd verticaal (Y-as)
  • TO functie gaat door nulpunt
  • TK functie begint bij de constante kosten
  • Bereken bij Q = 0, het punt op de Y-as
  • Bereken bij een ander waarde van Q, de waarde van de Y-as
  • teken de lijn

Slide 20 - Slide

Snap je nu hoe je een
grafiek moet tekenen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Hoe nuttig vond je deze zelfles?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

02:44
Even checken of het duidelijk is.
Wat is waar?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
TO = TCK + TVK
B
TCK = Q x TVK
C
TK = TCK + TVK
D
TO = P x Q

Slide 23 - Quiz

04:33
Stel de prijs per km = 4,5 euro. Wat is de TO functie?
A
TO = 2Q
B
TO = 45Q
C
TO = 4,5Q
D
Kun je niet bepalen

Slide 24 - Quiz

04:59
Stel: constante kosten = 2000
variabele kosten = 2 euro
Wat is de TK-functie?
A
TK = 2Q
B
TK = 2000/2Q
C
TK = 2000 x 2Q
D
TK = 2000 + 2Q

Slide 25 - Quiz

06:10
Wat is waar?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
De opbrengsten en kosten staan op de Y-as
B
De opbrengsten en kosten staan op de X-as
C
De productiehoeveelheid Q staat op de X-as
D
De productiehoeveelheid Y staat op de X-as

Slide 26 - Quiz