Je kent de begrippen opbrengsten, kosten en winst (in woorden, grafisch en rekenkundig).
Je kent de begrippen vraag en aanbod (in woorden, grafisch en rekenkundig).
Slide 3 - Slide
Rekenen en tekenen
Zoals jullie nu weten is rekenen bij economie heel belangrijk, maar er worden ook vaak grafieken gebruikt bij economie.
Het is daarom ook belangrijk om deze grafieken te kunnen tekenen.
Eerst kijken wij naar de basisberekeningen van opbrengsten kosten en winst.
Slide 4 - Slide
Berekeningen opbrengsten
Totale opbrengst (=omzet) = verkoopprijs x afzet
Prijs = verkoopprijs
Afzet = hoeveel stuks er verkocht zijn
De formule wordt dan TO = P x q
TO = Totale opbrengst, P = Prijs, q = de hoeveelheid (= afzet)
Als je de prijs (€8) weet zet je die al in de formule TO = 8 x q
TO = 8q
Slide 5 - Slide
Variabele en constante kosten
Verschil variabele kosten en constante kosten
Variabele kosten= Zijn wel afhankelijk van je productie/afzet zoals ingrediënten van een taart. Als je minder taarten bakt heb je minder ingrediënten nodig.
Constante kosten = Zijn niet afhankelijk van je productie/afzet zoals de oven waarin je de taart bakt. Als je minder taarten bakt heb je nog steeds de oven nodig.
Slide 6 - Slide
Berekening kosten
Totale kosten (TK) =
Totale variabele kosten (TVK) + Totale constante kosten (TCK)
TK = TVK + TCK
Totale variabele kosten = Variabele kosten per product x afzet
Totale constante kosten = Totale constante kosten
Slide 7 - Slide
Kostenfunctie
Een eenvoudige kostenfunctie voor een bedrijf luidt:
TK = GVK x q + TCK
GVK = gemiddelde variabele kosten
Slide 8 - Slide
Bereken winst
Totale winst (TW) =
Totale opbrengst / omzet (TO) - Totale kosten (TK)
TW = TO - TK
Slide 9 - Slide
Bespreken opdrachten
3.15 / 3.16 / 3.17
en de opzoekvraag over inflatie en rente
Slide 10 - Slide
Aan de slag met
Opdracht 4.1 t/m 4.3
Als je dit af hebt voordat we de opdrachten gaan bespreken, ga je opdracht 4.4 en 4.5 maken (blz. 23)
timer
12:00
Slide 11 - Slide
Bespreken
Opdracht 4.1
Slide 12 - Slide
Rekonomie H4 Leerdoelen
Rekenen en tekenen
Je kent de begrippen opbrengsten, kosten en winst (in woorden, grafisch en rekenkundig).
Je kent de begrippen vraag en aanbod (in woorden, grafisch en rekenkundig).