This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
boek lezen
timer
15:00
Slide 1 - Slide
Aan het einde van de les
begrijp je de betekenis van verschillende examenwoorden;
begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten;
weet je wat een dubbele ontkenning is;
weet je wat een verhaspeling is;
Slide 2 - Slide
Wat??
Gisteravond heb ik een jas besteld via het internet en die jas kostte helemaal niet duur. Een vriendin van mij zei: "Jij maakt van een olifant een mug." Nou dat gaat het ene oog in en het andere oog uit. Echt hoor dat neem ik gewoon met een druppeltje zout.
Slide 3 - Slide
1.Peter R. de Vries was een 'deskundige' op het gebied van misdaad. Hij loste veel zaken op.
A
iemand die veel van iets weet
B
precies zoals het is geschreven of gezegd
C
duidelijk worden
D
mening
Slide 4 - Quiz
Kun je op dit plattegrondje aangeven hoe we het snelst in het centrum komen?
A
ervoor zorgen dat iets niet gebeurt
B
laten zien, aanwijzen
C
zoals iemand het zegt
D
lijst met dingen in een bepaalde volgorde gezegd of geschreven
Slide 5 - Quiz
De tuin van mijn opa en oma is piepklein, die van ons juist 'immens'.
Zoek in de zin een synoniem of tegenstelling. Noteer dat woord.
Slide 6 - Open question
Onze 'huidige' gymleraar is veel strenger dan onze vroegere leraar.
Zoek in de zin een synoniem of tegenstelling. Noteer dat woord.
Slide 7 - Open question
Uit een recent onderzoek bleek dat mensen snurken een van de irritantste geluiden vinden.
Wat betekent 'recent?'
Slide 8 - Open question
Mijn oma wil voorkomen dat ze geen griep krijgt.
Wat is de dubbele ontkenning?
Slide 9 - Open question
Wat is een verhaspeling?
A
twee woorden die door elkaar worden gehaald
B
twee woorden die tegenovergesteld zijn
C
twee woorden die hetzelfde betekenen
D
twee woorden die allebei een ontkenning aangeven
Slide 10 - Quiz
In welke zin zit een verhaspeling?
A
Benny wilde de fietser voorbijgaan.
B
Benny wilde de fietser passeren.
C
Benny wilde de fietser voorbij passeren.
Slide 11 - Quiz
In welke zin zit een verhaspeling?
A
Deze doos weegt echt zwaar.
B
Deze doos is echt zwaar.
C
Deze doos weegt echt veel.
Slide 12 - Quiz
Blok 5 Over Taal
Lees de zinnen en vul de grondvorm van de vetgedrukte woorden in.