This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
1. Thema: Schule
Grammatik
Het sterke werkwoord met een -a- in de stam in de tegenwoordige tijd
Slide 2 - Slide
1. Je kent de sterke werkwoorden met een -a- in de stam.
2. Je kunt de grammatica in bekende situaties toepassen.
3. Je kunt de grammatica in nieuwe situaties toepassen.
4. Je kunt de grammatica uitleggen (in het Nederlands).
Slide 3 - Slide
Vervoeg het ww "machen"
mache
machst
macht
machen
macht
machen
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
Slide 4 - Drag question
Vervoeg het ww "reden"
rede
redest
redet
reden
redet
reden
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
Slide 5 - Drag question
Vervoeg het ww "reisen"
reise
reist
reist
reisen
reist
reisen
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
Slide 6 - Drag question
Het werkwoord in de tegenwoordige tijd
fe-e-st-t-en-t-en
Der Stamm
Werkwoord -en!
De stam van zwakke werkwoorden verandert nooit!
Aan de slag!
Opdracht 19
Slide 7 - Slide
Het sterke werkwoord met een -a- in de stam
Aan de slag!
Opdracht 20
Slide 8 - Slide
Het sterke werkwoord met een -a- in de stam
fe-e-st-t-en-t-en
Der Stamm
Werkwoord -en!
De stam van sterke werkwoorden verandert!
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd klinkerverandering krijgen. Het voltooid deelwoord eindigt op -en (slapen, geslapen; schlafen, geschlafen). Bijna altijd geldt: in het Nederlands sterk, in het Duits sterk.
Sterke werkwoorden met een a in de stam krijgen in de tegenwoordige tijd bij du en er/sie/es een umlaut: du schläfst, er trägt. We noemen dit de a-Umlaut.