Grammar recap 3 K

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Grammar recap

Unit 1: History

3eken

Grammar recap

In this test yourself, you will be asked questions about grammar, vocabulary and sentences of unit 1.

You are not allowed to use your book during this test yourself.

if you have questions, let your teacher know!

Wanneer gebruik je de past simple?

1. Als je het over nu wilt hebben.
2. Als je het over het verleden wilt hebben.
3. Als je het over de toekomst wilt hebben.
4. Wanneer je daar zin in hebt.

Wat geven de volgende woorden aan?
Last night, In 2015, This morning, When I was young.

1. Tijd
2. Wanneer er iets in het verleden is gebeurd.
3. Wanneer er iets in de toekomst gaat gebeuren.

Wat gebeurd er met de spelling van regelmatige woorden in de Past Simple?

1. Er komt een ED achter het woord.
2. Er komt een s achter het woord.
3. Er komt een es achter het woord.
4. Er gebeurd niks.

Welke zin is ontkennend?

1. I did play soccer.
2. Did you play soccer?
3. I didn't play soccer.
4. Have you ever played soccer?

Wat is de juiste Past Simple spelling van het woord study?

1. Studyed
2. Stud
3. Study
4. studied

Vertaal deze zin naar het Engels en gebruik daarbij de Past Simple:
Gisteren heb ik een Netflix serie gekeken.

Wat is de juiste vertaling van het woord brand new?

1. Gloednieuw
2. Goud
3. Geschiedenis
4. Gemakkelijk

Welk woord past er het beste in de zin?
Look at my____ clothes! They were very expensive.

1. Brand new
2. Designer
3. Soldier
4. Torn

Hoe zeg je mode in het Engels?

1. Mode
2. Fashion
3. Pocket

Welk woord past er het beste in de zin?
This place has a lot of ___

1. Century
2. Easily
3. Durig
4. History

Wat is de juiste vertaling van: It shows you a picture of the past.

1. Het laat je een plaatje van het verleden zien.
2. het laat je een plaatje van de toekomst zien.

Vertaal de zin naar het Engels:
Een tijdlijn is een lijn met foto's of tekeningen, datums of tekst.

Vertaal de zin naar het Nederlands:
This is the top line of keys on most keyoards.

Waarvoor gebruik je who/which?

1. Om iets over het verleden te vertellen.
2. Als je specifieke informatie wilt vragen.
3. Als extra informatie wilt geven.

Wanneer gebruik je who?

1. Dieren en dingen
2. Bij personen

Wanneer gebruik je which?

1. Bij personen
2. Bij dieren en dingen

Gebruik je who of which in de volgende zin:
There are a lot of shoes ____ would you choose?

1. Who
2. Which

Welk woord past het beste in de zin?
This sentence is very___.

1. Amazed
2. Worldwide
3. Complex
4. past

Wat is de Nederlandse vertaling van event?

1. Toets
2. Gebeurtenis
3. Netwerk
4. Touw

Wat is de Engelse vertaling van kraal?

1. Bead
2. British
3. Drawing
4. German

Welk woord past het beste in de zin?
The British army was ____.

1. Key
2. Amazed
3. Picture
4. University

Vertaal de zin naar het Nederlands:
Not many people know that the first computer was an abacus.

Vertaal de zin naar het Engels:
Mensen gebruikten de computer toen om mee te rekenen.

Vertaal de zin naar het Nederlands:
These first computers were so large that they filled a whole room

Betekenen much en many allebei veel?

1. Ja
2. Nee

Wanneer gebruik je Many?

1. Bij telbare woorden zoals teenagers.
2. Bij ontelbare woorden zoals money.

Wanneer gebruik je Much?

1. Bij telbare woorden zoals museums.
2. Bij ontelbare woorden zoals time.

Gebruik je much of many in de onderstaande zin?
I don't have ___ friends.

1. Much
2. many

Wat is de Nederlandse vertaling van Surprised?

1. Verast
2. Begrijpen
3. Presentatie
4. Creatief

Wat is de Engelse vertaling van het woord leeftijd?

1. Sweet
2. Truth
3. Teach
4. Age

Welk woord past er het beste in de zin?
In this country we have a lot of ____.

1. Freedom
2. Age
3. Statistics
4. Creative

Vertaal deze zin naar het Engels:
Charles Babbage vond een mechanische computer uit

Vertaal deze zin naar het Nederlands:
In 1971 Ray Tomlinson sent the first email.

Wanneer zet je A voor een woord?

1. Als je een medeklinker hoort.
2. Als je een klinker hoort.

Wanneer zet je AN voor een woord?

1. Als je een medeklinker hoort.
2. Als je een klinker hoort.

Bij welk woord staat de a/an verkeerd?

1. An apple
2. A hour
3. A house
4. A newspaper

Vertaal de zin naar het Engels:
Hij werd geboren in New York in 1938.

Wanneer gebruik je used to?

1. Als je iets wil vertellen over de toekomst.
2. Als je wilt vertellen over wat er vroeger altijd gebeurde.

Hoe gebruik je used to?

1. Used to + hele werkwoord.
2. Het hele werkwoord
3. used to + niks

Vul de juiste vorm in:
Can - _____ - Could

1. Can
2. Could

Vul de juiste vorm in:
_____ - dug - dug

1. Dug
2. Dag
3. Dig

Vul de juiste vorm in:
Began - Begin - ____

1. Began
2. Begin
3. Begun

The end

This was the test yourself. 

You now know what you need to practise or study.

If you have any questions, ask them!

Good luck with the test!