DE KINDERLIEFDE
Mijn vader is mijn beste vrind.
Hij noemt mij steeds zijn lieve kind.
'k Ontzie hem, zonder bang te vrezen.
En ga ik hupplend aan zijn zij,
Ook dan vermaakt en leert hij mij;
Er kan geen beter vader wezen!
Ik ben ook somtijds wel eens stout,
Maar als mijn ondeugd mij berouwt,
Dan wordt zijn vaderhart bewogen,
Dan spreekt zijn liefde geen verwijt,
Ja zelfs, wanneer hij mij kastijdt,
Dan zie ik tranen in zijn ogen.
Zou ik door ongehoorzaamheid,
Dan maken, dat mijn vader schreit;
Zou ik hem zuchten doen en klagen;
Neen, als mijn jonkheid iets misdoet,
Dan val ik aanstonds hem te voet,
En zal aan God vergeving vragen.