Hiëronymus van Alphen

Literatuurgeschiedenis van de 18e eeuw
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Literatuurgeschiedenis van de 18e eeuw

Slide 1 - Slide

leerdoelen
Je leert: wat de literaire thema's zijn van de 18e eeuwse kinderliteratuur.
Je kunt: een 18e eeuws gedicht begrijpen en overbrengen op anderen.

Slide 2 - Slide

Hiëronymus van Alphen
(1746- 1803)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

welke thema's?

Slide 5 - Mind map

De Pruimenboom-Eene vertelling

Jantje zag eens pruimen hangen,
O! als eijeren zo groot.
‘t Scheen, dat Jantje wou gaan plukken,
Schoon zijn vader ‘t hem verbood.
Hier is, zei hij, noch mijn vader,
Noch de tuinman, die het ziet:
Aan een boom, zo vol geladen,
mist men vijf zes pruimen niet.
Maar ik wil gehoorzaam wezen,
En niet plukken: ik loop heen.
Zou ik, om een hand vol pruimen,
Ongehoorzaam wezen? Neen.

Voord ging Jantje: maar zijn vader,
Die hem stil beluisterd had,
Kwam hem in het loopen tegen,
Voor aan op het middelpad.
Kom mijn Jantje! zei de vader,
Kom mijn kleine hartedief!
Nu zal ik u pruimen plukken;
Nu heeft vader Jantje lief.
Daarop ging Papa aan ‘t schudden
Jantje raapte schielijk op;
Jantje kreeg zijn hoed vol pruimen,
En liep heen op een galop.

Slide 6 - Slide

Belangrijke thema's Verlichting
~Verlichting, de eeuw van de rede~

vaderlandsliefde
godsbesef
gehoorzaamheid
eerbied voor ouderen

Slide 7 - Slide

opdracht
*Vorm groepjes
*Beeld het aan jullie toegewezen gedicht uit in een kort toneelstuk

Slide 8 - Slide

Je bent bekend met:
vaderlandsliefde
godsbesef
gehoorzaamheid
eerbied voor ouderen

Slide 9 - Slide

DE KINDERLIEFDE

Mijn vader is mijn beste vrind.
Hij noemt mij steeds zijn lieve kind.
'k Ontzie hem, zonder bang te vrezen.
En ga ik hupplend aan zijn zij,
Ook dan vermaakt en leert hij mij;
Er kan geen beter vader wezen!
Ik ben ook somtijds wel eens stout,
Maar als mijn ondeugd mij berouwt,
Dan wordt zijn vaderhart bewogen,
Dan spreekt zijn liefde geen verwijt,
Ja zelfs, wanneer hij mij kastijdt,
Dan zie ik tranen in zijn ogen.
Zou ik door ongehoorzaamheid,
Dan maken, dat mijn vader schreit;
Zou ik hem zuchten doen en klagen;
Neen, als mijn jonkheid iets misdoet,
Dan val ik aanstonds hem te voet,
En zal aan God vergeving vragen.



Slide 10 - Slide

Lotje:
Zult gij dan mijn voorspraak wezen?
mij geleiden?

Keesje:
Ja gewis
Zou ik niet voor Lotje spreken,
die mijn liefste zusje is.
Maar gij hebt geen voorspraak nodig,
als gij moeder valt te voet,
Zal zij 't zeker u vergeven,
moeder, weet gij, is zo goed,
Gistren las zij voor ons beide,
dat ook God de schuld vergeeft:
'k Weet, zij zal u wis verschonen,
daar zij zulk een voorbeeld heeft.


LOTJE EN KEESJE
Keesje:
Zeg me zoete lieve Lotje!
wat is de oorzaak, dat ge schreit:
Hebt ge uw beugeltas verloren,
of gebroken, lieve meid?

Lotje:
Zou 'k niet schreien, waarde Keesje!
Moeder lief was niet voldaan
Met mijn naaiwerk; o! zij zag mij
met verdriet en droefheid aan.
Ja zij wilde mij niet kussen,
zoals ze anders altijd doet.
Foei mij! ach! dat zulk een moeder
om mijn stoutheid treuren moet.
Keesje:
Wat kan 't baten, dat gij eenzaam
in een hoekje zit, en klaagt.
Ga, zij zal het u vergeven,
als gij om verschoning vraagt.




Slide 11 - Slide

HET TEDERHARTIGE KIND

Zou ik niet mijn moeder eren,
Ach, wat doet ze niet voor mij?
Wat mij nut is, mag ik leren;
Ben ik vrolijk, zij is blij.
Ben ik ziek, ik hoor haar klagen;
En wanneer zij bij mij zit
Met het oog omhoog geslagen,
Dan geloof ik, dat zij bidt.
Ja, dan bidt zij, dat ik spoedig
Mag bevrijd zijn van mijn smart;
Word ik beter, hoe blijmoedig
En hoe dankbaar is haar hart.
Ik zal altoos haar beminnen,
Altoos doen wat haar behaagt.
Nimmer wil ik iets beginnen,
Daar mijn moeder over klaagt.




'k Zal haar naam met eerbied noemen,
Als zij neerdaalt in het graf.
En Gods goedheid altoos roemen,
Die mij zulk een moeder gaf.
Goede God! ach laat haar leven
Tot mijn voordeel, tot mijn vreugd;
Welk een droefheid zou 't mij geven,
Haar te missen in mijn jeugd.


Slide 12 - Slide

-Het kinderlijk geluk-

Ik ben een kind,
Van God bemind,
En tot geluk geschapen.
Zijn liefde is groot;
'k Heb speelgoed, kleedren, melk en brood,
 Een wieg om in te slapen.
Ik leef gerust;
Ik leer met lust;
Ik weet nog van geen zorgen.
Van 't speelen moe,
Sluit ik mijn oogjens 's avonds toe,
En slaap tot aan den morgen.
Geloofd zij God
Voor 't ruim genot
Van zo veel gunstbewijzen!
Mijn hart en mond
Zal hem, in elken morgenstond,
En elken avond prijzen.



Slide 13 - Slide