1a 25-05-2020

1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planner voor vandaag
- wie heeft de pilot toets nog niet gemaakt
- starten met Unit 6
- uitleg 6.1
- uitleg short story
- woensdag 27 mei 6.1 en short story af

Slide 2 - Slide

Unit 6: Sports

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Top 10 sports Great Britain
1. football
2.rugby
3.field hockey
4.cricket
5.speedway
6.rounders
7.swimming
8.tennis
9.horseracing
10.boxing

Slide 5 - Drag question

Top 10 sports USA
 1.American 
Football
2.basketball
4. ice
hockey
5.soccer
3.baseball
6.boxing
7.tennis
8.golf
9.car racing
10.volleyball

Slide 6 - Drag question

10 weirdest sports
10. wife-carrying
9.Sepak Takraw 
8.Hornussen 
7.Buzkashi 
6. underwater hockey
5. shin kicking
3. egg throwing
2.toe wrestling
1.musical canine freestyle
4. cheese rolling

Slide 7 - Drag question

Slide 8 - Link

Uitleg 6.1
To be (past simple)
I/he/she/it = was/wasn't
you/we/they = were/weren't

Slide 9 - Slide

Uitleg 6.1
Past Simple (verleden tijd)
Als je een regelmatig werkwoord in de verleden tijd wilt zetten komt er -ed achter het ww.
Dus walk-walked/rain-rained/work-worked etc.

Slide 10 - Slide

Past simple
Verledentijd 

Slide 11 - Slide

Past simple
De verleden tijd noemen we in de Engelse taal
de past simple.
In deze theorie gaan we drie dingen behandelen: 
  1.  Wanneer gebruik je de past simple? 
  2.  Hoe maak je de past simple? 
  3.  Wat zijn de uitzonderingen van de past simple?

Slide 12 - Slide

Wanneer gebruik je de past simple? 
Eerst gaan we even een klein stapje terug. We gebruiken de present simple als we het hebben over feiten, gewoonten en dingen die we met regelmaat doen.
 - I play tennis. --> dit doe je met regelmaat, dat is een feit.

Maar wat als je nou bijvoorbeeld vorige week hebt getennist? Hoe zeg je dat dan?
- I played tennis last week. --> dit is de past simple.

Slide 13 - Slide

Vaak staan er in een zin signaalwoorden. Dat zijn woorden die het signaal afgeven dat de zin in de past simple, oftewel in de verleden tijd staat, bijvoorbeeld:
yesterday, last week, last year, three days ago, a long time ago, in 1989, etc.

- I played football three days ago.
- A long time ago, I visited my grandmother.
- I wanted to meet him yesterday.

Signaalwoorden kunnen vooraan of achteraan de zin staan.

Slide 14 - Slide

Hoe maak je de past simple?
In het Nederlands kennen we bijvoorbeeld bij het werkwoord spelen de volgende vervoeging: Ik speelde, jij speelde, wij speelden

Maar hoe ziet de vervoeging van werkwoorden in de verleden tijd in het Engels eruit? De basisregel voor het schrijven van regelmatige werkwoorden (regular verbs) in de past simple is: schrijf -ed achter de stam.

Slide 15 - Slide

Het maakt niet uit of je het over I, you, we of they hebt: 
je schrijft altijd -ed achter de stam.
  • to talk:        I talked to Jim this morning.
  • to watch:   We watched the match yesterday.
  • to play:       She played with her brother.
  • to walk:      Last week, they walked towards the forest.
  • to laugh:    I laughed so loud that everybody could hear it.

Onregelmatige werkwoorden (irregular verbs) hebben hun eigen spelling en deze moet je uit je hoofd leren. 


Slide 16 - Slide

Belangrijke uitzonderingen zijn:
  • Werkwoorden die eindigen op -e, krijgen alleen -d erachter:
- to bake: We baked a delicious cake yesterday. 
  • Werkwoorden die eindigen op -c, krijgen -ked erachter:
- to panic: She panicked when she heard the bad news. 
  • Werkwoorden die eindigen op -y, met een medeklinker ervoor, krijgen -ied:
- to marry: She married him when she was 18 years old.


Slide 17 - Slide

Belangrijke uitzonderingen zijn:
  • Werkwoorden die kort zijn, één klinker in zich hebben en waarbij maar één klemtoon mogelijk is, schrijf je met een extra laatste medeklinker voor -ed:
- to swap: They swapped their Ipods to listen to each others music. 
  • Werkwoorden die eindigen op een l, met één klinker ervoor krijgen een extra l:
- to travel: We travelled to Africa last summer.

Slide 18 - Slide

The Past Simple form of the verb:

To be
A
been
B
was
C
were
D
was/were

Slide 19 - Quiz

The Past Simple form of the verb:

Marry
A
married
B
marryed
C
mared
D
wedding

Slide 20 - Quiz

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van de past simple. Gebruik de werkwoorden tussen haakjes. Let op de vragen en ontkennende zinnen.

1 The teacher ________________ me a question. (ask)

Slide 21 - Open question

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van de past simple. Gebruik de werkwoorden tussen haakjes. Let op de vragen en ontkennende zinnen.

2 I ________________ this bag from my sister. (borrow)

Slide 22 - Open question

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van de past simple. Gebruik de werkwoorden tussen haakjes. Let op de vragen en ontkennende zinnen.

3 The taxi ________________ just in front of the theatre. (stop)

Slide 23 - Open question

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van de past simple. Gebruik de werkwoorden tussen haakjes. Let op de vragen en ontkennende zinnen.

4 We all ________________ the last test. (pass)

Slide 24 - Open question

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van de past simple. Gebruik de werkwoorden tussen haakjes. Let op de vragen en ontkennende zinnen.

9 A prisoner ________________ from New York prison. (escape)

Slide 25 - Open question

Weektaak week 21/22
- 6.1 maken
- short story maken over een beroemde sporter
- uiterlijk woensdag 27 mei af 

Slide 26 - Slide

Bye!
Any questions?

Have a nice day!

Slide 27 - Slide