This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Oefeningen erfelijkheidsleer
Slide 2 - Slide
Doel en begrippen
Je leert hoe je uit een stamboom de overerving van een bepaalde eigenschap kunt afleiden.
Je leert met kruisingsschema's erfelijkheidsvraagstukken oplossen
dominant, recessief, homozygoot, heterozygoot, drager, Mendel, P generatie, F1 en F2 generatie, monohybride kruising, geslachtscellen, stamboom, intermediaire overerving.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Begrippen
Voor we erfelijkheidsvraagstukken maken moeten een paar begrippen helder zijn!
Slide 5 - Slide
Dominant/ recessief
Een dominant allel zie je altijd terug in het fenotype (ook als er maar één dominant allel is).
In het genotype noteren met een HOOFDLETTER.
Een dominant allel 'hoor' je altijd.
Slide 6 - Slide
Dominant/ recessief
Een recessief allel zie je alleen terug in het fenotype als er geen dominante allelen aanwezig zijn.
In het genotype noteren met een kleine letter.
Een recessief allel 'hoor' je alleen als er geen dominant allel is.
Slide 7 - Slide
Dominant/ recessief
Allelen van hetzelfde gen hebben dezelfde letter (HOOFD of klein)
Dus H en h, R en r, A en a
Bij sommige vragen mag je de letter zelf bedenken, bij anderen is hij gegeven.
Slide 8 - Slide
Homozygoot
Een individu met twee dezelfde allelen.
Twee dominante allelen of twee recessieve allelen.
Genotype is AA (homozygoot dominant) of aa (homozygoot recessief).
Geeft maar 1 type allel door.
Slide 9 - Slide
Heterozygoot
Een individu met twee verschillende allelen.
Een dominant en een recessief allel.
Genotype is Aa.
Dit individu kan allel A of allel a doorgeven aan volgende generatie.
Slide 10 - Slide
Drager
Een heterozygoot individu heeft het dominante fenotype maar is wel drager van het recessieve allel.
Kan dus wél het recessieve allel doorgeven en zorgen voor recessieve fenotype in de volgende generatie.
Slide 11 - Slide
Begrippen
P generatie: de beide ouders
F1 generatie: de kinderen van de P generatie
F2 generatie: de kinderen bij doorkruisen van de individuen van de F1 generatie.
Slide 12 - Slide
Monohybride kruisingen
Bij een monohybride kruising kijken we naar de overerving van 1 enkel gen.
Met een stamboom kan je helderheid krijgen over de overerving van een eigenschap.
Slide 13 - Slide
Stamboom
In een stamboom let je goed op de legenda.
Man
Vrouw
Slide 14 - Slide
Onthouden!
Om te zoeken naar welk allel dominant is bij een autosomale overerving:
Ga op zoek in de stamboom naar een kind met een afwijkend fenotype van beide ouders.
Je weet dan de genotypes van ouders (Aa) en kind (aa).
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Oefenen stamboom
Welke eigenschap is dominant?
Wat is het genotype van:
4?
5?
7?
Tekst
Slide 17 - Slide
Oefenen stamboom (oplossing)
a) eigenschap C
b) Aa
c) Aa
d) AA of Aa
Slide 18 - Slide
Monohybride kruisingen
- 'Gewoon' = autosomale overerving
- X-chromosomale overerving
- Intermediair fenotype (autosomaal)
- Multipele allelen met codominantie (autosomaal)
- Letale allelen (autosomaal)
Slide 19 - Slide
Twee zwarte cavia's krijgen een nestje jonge cavia's, waarvan 2 zwart en 2 wit. Het genotype van de ouders was...
A
Aa
B
AA
C
aa
Slide 20 - Quiz
A = zwart, a = wit
P: Aa x Aa
Kruisingsschema
A
a
A
AA
Aa
a
Aa
aa
Slide 21 - Slide
In een caviafamilie is de helft van de caviababy's zwart en de andere helft is wit, wat zijn de genotypen van de ouders?
A
Aa x Aa
B
AA x aa
C
Aa x aa
D
aa x aa
Slide 22 - Quiz
Een hamster met zwart haar paart met een hamster met wit haar. Ongeveer de helft van de jongen heeft wit haar. De andere hamsters hebben zwart haar. Welke conclusie kan hieruit getrokken worden?
A
Beide hamsters zijn homozygoot
B
Een van de hamsters is homozygoot en de andere is heterozygoot
C
Wit haar is dominant en zwart haar is recessief
D
Zwart haar is dominant en wit haar is recessief
Slide 23 - Quiz
https:
Slide 24 - Link
Slide 25 - Slide
Wat is de (theoretische) kansverdeling voor het geslacht bij nakomelingen?
A
25% vrouw
75% man
B
25% man
75% vrouw
C
50% vrouw
50% man
D
onbepaald
Slide 26 - Quiz
In de praktijk:
A
worden er meer meisjes geboren
B
worden er meer jongens geboren
C
worden er evenveel meisjes als jongens geboren
Slide 27 - Quiz
De man bepaalt het geslacht.
De theoretische verdeling is 50%/50%
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Video
Monohybride kruisingen
- 'Gewoon' = autosomale overerving
- X-chromosomale overerving
- Intermediair fenotype (autosomaal)
- Multipele allelen met codominantie (autosomaal)
- Letale allelen (autosomaal)
Slide 30 - Slide
Oefening intermediair
Bij een bepaalde bloemsoort is de bloemkleur intermediair (roze). Als een rode bloem wordt gekruist met een witte bloem ontstaan roze nakomelingen. Deze nakomelingen (F1) worden onderling gekruist.
Hoeveel van de 64 nakomelingen verwacht je dat er roze zullen zijn in de F2?
Slide 31 - Slide
Hoeveel van de 64 nakomelingen verwacht je dat er roze zullen zijn in de F2-generatie?
A
64
B
16
C
32
Slide 32 - Quiz
Bij het Engelse Shorthorn-vee komen rode, vaalrode en witte runderen voor. Een veehouder die deze runderen fokt, insemineert vele vaalrode koeien met sperma van één vaalrode stier. Onder de nakomelingen bevinden zich vaalrode, witte en rode kalveren.
Wat is de verhouding van de verschillende kleuren koeien?
A
2 vaalrode : 1 witte : 1 rode
B
1 vaalrode : 2 witte : 1 rode
C
1 vaalrode : 1 witte : 2 rode
D
0 vaalrode : 2 witte : 2 rode
Slide 33 - Quiz
Bij pasgeboren baby's wordt wat bloed afgenomen door middel van de zogenaamde hielprik. Uit onderzoek van het bloed blijkt het kind een erfelijke stofwisselingsziekte genaamd PKU te hebben. Het kind zal een aangepast dieet moeten volgen. Geen van beide ouders heeft de verschijnselen van deze ziekte. De ouders willen graag nog een kind. Hoe groot is de kans dat dit tweede kind ook PKU zal hebben?
A
12,5%
B
25%
C
50%
D
100%
Slide 34 - Quiz
De kweker voert talloze kruisingen uit met dezelfde twee petunia's. Uit deze kruising komen 74 roze petunia's, 38 witte petunia's en 37 paarse petunia's.