14/3 spelling met of zonder -n + herhaling meervoud -en 3h1

H2 en H3
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H2 en H3

Slide 1 - Slide

Planning
  • Korte activiteit
  • Instructie/quiz
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide


Spin eten
Lantaarnpaal knuffelen

Slide 4 - Poll

ELKE SPIN DIE JE ZIET, MOET JE OPETEN -OF- ELKE LANTAARNPAAL WAAR JE LANGSLOOPT MOET JE INNIG KNUFFELEN

Spin eten of lantaarnpaal knuffelen: leg je keuze uit.

Slide 5 - Open question

Lesdoel:
Aan het einde van deze les weet je:
  • wanneer zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden op een -n eindigen
  • hoe je een verkleinwoord schrijft

Slide 6 - Slide

Schrijf drie dingen op die je
van de vorige les onthouden hebt.

Slide 7 - Mind map

Hoort een apostrof in de volgende zin?
Wij hebben altijd zin in vakanties.
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Hoe noemen we het accent op het volgende woord: crêpe
A
accent grave
B
accent circonflexe
C
accent aigu

Slide 9 - Quiz

Wat is juist?
A
toegeëigend
B
toegëeigend
C
toegeeïgend
D
toegeeigend

Slide 10 - Quiz

Hoe noemen we het accent op het volgende woord: decolleté
A
accent grave
B
accent circonflexe
C
accent aigu

Slide 11 - Quiz

Hoe noemen we het accent op het volgende woord: première
A
accent grave
B
accent circonflexe
C
accent aigu

Slide 12 - Quiz

Herhaling

Slide 13 - Slide

Apostrof
Als weglatingsteken: ’s avonds, Lars’ scooter, ’s-Hertogenbosch;

Uitspraakproblemen: kiwi’s, baby’s, Hanna’s fiets
      Niet bij: cadeaus, cowboys, Annes fiets

Afleidingen en meervouden van afkortingen: cc’en, dvd’tje, pc’s;

Verkleinwoorden op -y voorafgegaan door een medeklinker: baby’tje (maar: displaytje).

Slide 14 - Slide

Accenten
1. Accent aigu: logé, decolleté, soirée (geeft klemtoon aan)
      – Dat is volgens mij dé manier om de zaak aan te pakken. 
      – Jort heeft twéé auto’s en geen drie. 

2. Accent grave: barrière, crèche, fin de siècle

3. Accent circonflexe: crêpe, moment suprême

Let op: Bij een opeenvolging van drie beklemtoonde letters in dezelfde lettergreep krijgen alleen de eerste twee letters een klemtoonteken, bijvoorbeeld: móói, frááie, ééuw.

Slide 15 - Slide

Meervoud - spelling
  • Zet -s achter het woord. Meestal moet de -s aan het woord vast. Bijvoorbeeld: aapje → aapjes, studie → studies, café → cafés.

  • Als je het woord met een -s eraan vast verkeerd uitspreekt, moet je een apostrof voor de -s zetten. Bijvoorbeeld: massa → massa’s, duo → duo’s.

  • Een afkorting die je als losse letters uitspreekt, krijgt in het meervoud altijd -’s.
Bijvoorbeeld: cd → cd’s, BMW → BMW’s.

Slide 16 - Slide

Meervoud op s of 's?
Regel: de S moet ALTIJD vast. (behalve als dat de uitspraak verkeerd maakt).
Spray: sprays
Sirene: sirenes
Coupé: coupés (accent aigu/streepje wijst naar de 1, dus uitspreken als ee)
Bureau: bureaus
Stage: stages
Etui: etuis
Accu: accus  accu's 
Auto: autos auto's
Pony : ponys (de y in een gesloten lettergreep klinkt als een i van wit ) pony's
Oma; omas oma's






Slide 17 - Slide

Er komt een 's als het eindigt op een -Y, -O, -U, -I en -A
Je spreekt de letters uit al y-ie, o-oo, u-uu, i-ie, a-aa

baby baby's babis
risico risico's risicos
paraplu paraplu's paraplus
kiwi kiwi's kiwis
pyjama pyjama's pyjamas

Slide 18 - Slide

Moeilijke gevallen: s eraan vast als woorden eindigen op twee of drie klinkers die samen uitgesproken worden als een klank 
aieu a-djeu eus
gameboy game-booi gameboys
etui e-twie etuis
niveau ni-voo niveaus

Maar niet bij:
cavia ca-vi-a cavia's
radio ra-di-o radio's 
Klinkers klinken hier niet samen


Slide 19 - Slide

Moeilijke gevallen: s eraan vast als het eindigt op -e, -é
Je spreekt de letters uit al e- korte e, é-ee.
er is dus geen probleem met de uitspraak/klankverandering

etage etages
paté patés



Slide 20 - Slide

Er komt een 's na afkortingen
wc wc's
tv tv's

Slide 21 - Slide

Trema
Uitspraak
     Wel: kopiëren, beëindigen, Azië, ideeën
     Niet: gekopieerd, video, buiig

Leenwoorden: fröbelen, conciërge

Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, opera-achtig, cd-speler.

Slide 22 - Slide

Woorden die eindigen op -ee
krijgen in het meervoud 
 
ën

zee > zeeën 

Slide 23 - Slide

Woorden die eindigen op -ie
Bij woorden die eindigen op ie krijgen in het meervoud:   of  -¨n

Hoe kun je weten wat erachter komt? --> Kijk naar de klemtoon!

Waar ligt de klemtoon? --> Roep het woord alsof je je hond in de verte roept.
Olie --> OOOOOOOlie = klemtoon op de O
Trofee --> TrofEEEEEEEEE = klemtoon op de E


Slide 24 - Slide

Waar ligt de klemtoon?
+¨n 
tralie -->  klemtoon niet op de ie = trema op de laatste e+n -- >  traliën

kolonie --> klemtoon niet op de ie = trema op de laatste e+n -->   koloniën

+ën
fobie  --> klemtoon WEL op de ie = +ën  -- >  fobieën                

Slide 25 - Slide

-ën of op de laatste klinker twee puntjes +n?
Veel woorden met -ie achteraan, krijgen in het meervoud -ën  of -¨n .
Hoe kun je weten wat erachter komt?        -->       Kijk naar de klemtoon!

Optie 1:
De klemtoon ligt op de laatste lettergreep --> extra e + puntjes erop.
                                    me-lo-DIE                                --> melodieën

                                   



Slide 26 - Slide

-ën of op de laatste klinker twee puntjes +n?
Veel woorden met -ie achteraan, krijgen in het meervoud -ën  of -¨n .
Hoe kun je weten wat erachter komt?        -->       Kijk naar de klemtoon!

Optie 1:
De klemtoon ligt op de laatste lettergreep --> extra e + puntjes erop (+ën)
                                                  me-lo-DIE --> melodieën
Optie 2:
De klemtoon ligt niet op de laatste lettergreep --> puntjes op de laatste +n
                                   ME-lo-die of me-LO-die --> melodiën                                   



Slide 27 - Slide

Wanneer is iets zelfstandig gebruikt?
Er moet GEEN zelfstandig naamwoord zijn dat je achter de telwoorden kan plakken. 
Kan je WEL een zelfstandig naamwoord eraan plakken, dan is het bijvoeglijk gebruikt.

Velen
houden van 'Wie is de mol?', maar enkelen kijken er nooit naar.

Enkelen van die spelers behoren tot de beste van het team.
Achter 'beste' kan je nu het zelfstandig naamwoord 'spelers' plakken, daarom schrijf je 'beste' zonder -n.



Slide 28 - Slide

Zelfstandig gebruikte woorden
Zelfstandig gebruikte woorden krijgen een -n als ze op mensen slaan die niet in de dezelfde zin genoemd worden.
Hoeveel verslaafden kunnen ze in Rotterdam nog opvangen?

Zelfstandig gebruikte woorden krijgen geen -n als ze op mensen slaan die wel in dezelfde zin genoemd worden.
Veel supporters in Brugge kwamen met de trein en slechts enkele met de eigen auto.

Zelfstandig gebruikte woorden krijgen geen -n als ze op dieren, planten of dingen slaan.
Van alle clubs was Ajax een van de eerste.

Slide 29 - Slide

Met -n / zonder -n
Met -n:
- als het personen aanduidt.
- als het zelfstandig gebruikt wordt


Zonder -n:
- als het geen personen aanduidt (dus dingen/dieren etc.)
- als het niet zelfstandig gebruikt wordt (dus bijvoeglijk)

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Met of zonder -n?
De helft van de boeken is uitgeleend. Enkele(n) daarvan aan leerlingen uit deze klas.
A
met
B
zonder

Slide 32 - Quiz

Met of zonder -n?
Alle leerlingen hebben een laptop. Sommige(n) hebben de laptop die school adviseerde en andere(n) een andere.
A
eerste met, tweede zonder
B
eerste zonder, tweede met
C
allebei met
D
allebei zonder

Slide 33 - Quiz

Zelfstandig gebruikte telwoorden een -n
Het is bij woorden als bijvoorbeeld 'sommige' en 'enkele' niet altijd meteen duidelijk of er een -n achter moet. 

Je stelt jezelf de volgende twee vragen:
1. Gaat het om personen?
2. Is het telwoord zelfstandig gebruikt?

Als het antwoord op beide vragen 'ja' is, zetten we er een -n achter

Slide 34 - Slide

Voorbeelden
Zelfstandig gebruikt telwoord:
Sommigen van die leerlingen ken ik heel goed.

Niet zelfstandig (wel bijvoeglijk) gebruikt en betreft wel persoon:
Sommige leerlingen ken ik heel goed.

Een voorbeeld van wel zelfstandig gebruikt, maar geen persoon:
Enkele van de tijgers ken ik heel goed.

Slide 35 - Slide

Uitzondering
Telwoorden als tientallen, honderden, (tien)duizenden en miljoenen hebben ALTIJD een -n

Slide 36 - Slide

Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden
Voor zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden gelden dezelfde regels als bij telwoorden:
  1. Is het zelfstandig gebruikt?
  2. Worden er personen aangeduid?
  3. Is het meervoud?
Ja? --> eindigt op -n (In Madrid kwamen ze een paar bekenden tegen)
Nee? --> eindigt het op e

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video

Verkleinwoorden
Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken.

Meestal           =              -je of -tje achter het woord.
vakantie - vakantietje  
schaar - schaartje
dans - dansje

Slide 39 - Slide

Soort woord met voorbeeld
  1. Woorden met een -m               boom
  2. Woorden met een -ng            koning
  3. Achteraan -a, -o of -u                  opa, auto, paraplu
  4. Achteraan -y                                   baby
  5. Woorden met cijfers of afkorting     dvd, A4
Regel met voorbeeld
  • -pje
boompje
  • -kje en de -g laat je weg
koninkje
  • extra klinker
opaatje, autootje, parapluutje
  • -'tje
baby'tje
  • -'je of -'tje
dvd'tje, A4'tje

Slide 40 - Slide

Tip 
Twijfel je over een verkleinwoord?
Neem een voorbeeldwoord in je hoofd met dezelfde laatste letter of klank!

Verkleinwoord van cranberry??
Baby eindigt ook met y en dat wordt baby'tje
Dus: cranberry'tje!

Slide 41 - Slide

Menu
a: menutje b: menuutje c: menu'tje
d: menuu'tje
A
Menutje
B
Menuutje
C
Menu'tje
D
Menuu'tje

Slide 42 - Quiz

Instructie
a: instructietje b: instructieetje
c: instructie'tje
A
Instructietje
B
Instructieetje
C
Instructie'tje

Slide 43 - Quiz

Verder werken aan + huiswerk

Blz. 66 t/m 68, opdracht 1, 2, 3, 7 en 9  
+ opdracht 10 en een deel van de paragraaf werkwoordspelling voor de leerlingen die werkwoordspelling onvoldoende gemaakt hebben of extra willen oefenen --> komt ook in de toets voor!
Blz. 99, opdracht 4
+ opdracht 9 (blz. 101) en een deel van de paragraaf werkwoordspelling voor de leerlingen die werkwoordspelling onvoldoende gemaakt hebben of extra willen oefenen --> komt ook in de toets voor!
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur! 
Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!
timer
10:00

Slide 44 - Slide

Ik weet wanneer ik telwoorden, bijvoeglijk naamwoorden met of zonder een -n en verkleinwoorden schrijf.
😒🙁😐🙂😃

Slide 45 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 46 - Open question

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 47 - Open question