M 3 Koppelteken en trema

Welkom! 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1-3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom! 

Slide 1 - Slide

DOEL



- je weet wanneer je een trema of koppelteken moet gebruiken.
Koppelteken & trema

Slide 2 - Slide

Terugblik
Samenstellingen 
- soms direct aan elkaar --> koffiebeker, telefoonoplader 
- soms met tussen letters -en-  -->  paardenstal, luizenkam
- soms met tussenletter -s- --> damesschoen, boksersneus
- soms met tussen letter -e-  --> rijstepap, secondewijzer, horlogemaker




Slide 3 - Slide

Koppelteken of trema
In sommige woorden schrijf je een koppelteken of trema, om te voorkomen dat je een woord verkeerd uitspreekt. 

stageuren - stage-uren of reunie - reünie   

Slide 4 - Slide

Zo gebruik je een koppelteken
Je schrijft een koppelteken tussen twee delen van een samenstelling: 
  1.  Als de samenstelling verkeerd uitgesproken zou worden: radio-omroep, montage-instructie
  2. In aardrijkskundige aanduidingen: Zuid- Afrika, Noord-Brabantse 
  3. Voor of na een hoofdletter: Henk-Jan, X-benen
  4. Na een cijfer,  letter, afkorting of symbool: 3-jarig, ABC-eilanden, $-teken

Slide 5 - Slide

Waar hoort het koppelteken in autoonderdelen

Slide 6 - Open question

Waar hoort het koppelteken in 100jarige?

Slide 7 - Open question

Waar hoort het koppelreken in diplomauitreiking?

Slide 8 - Open question

Welke woorden zijn juist gespeld?
A
pianomuziek
B
Europa-cup
C
paarden-stal
D
KLM-vlucht

Slide 9 - Quiz

Trema (ëïö) kort samengevat
Meervoud van woorden die eindigen op ie
klemtoon op de laatste lettergreep: + ën
klemtoon niet op de laatste lettergreep: "n
vb: calorie  - calorieën
kopie  - kopieën
bacterie  -  bacteriën
porie  -  poriën

Slide 10 - Slide

Trema (ëïö) kort samengevat

In sommige woorden schrijf je een trema. Je voorkomt zo dat je een woord verkeerd uitspreekt.

Het trema maakt duidelijk dat het om twee klinkers gaat,

en niet om één klank.


poëzie / beëindigen / reünie 

Slide 11 - Slide

Waarom een trema?

geïnteresseerd
A
Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
B
Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
C
Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, symbool of afkorting voorkomt
D
Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken

Slide 12 - Quiz

Waarom een trema?

hindoeïsme
A
Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
B
Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
C
Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, symbool of afkorting voorkomt
D
Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken

Slide 13 - Quiz

Waarom
een koppelteken?

elite-eenheid
A
Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
B
Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
C
Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, letter, symbool of afkorting voorkomt
D
Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken

Slide 14 - Quiz

Waarom
een koppelteken?

Zuid-Europa
A
Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
B
Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
C
Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, letter, symbool of afkorting voorkomt
D
Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken

Slide 15 - Quiz

Waarom
een koppelteken?

%-teken
A
Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
B
Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
C
Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, letter, symbool of afkorting voorkomt
D
Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken

Slide 16 - Quiz

Waarom
een koppelteken?

domino-effect
A
Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
B
Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
C
Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, letter, symbool of afkorting voorkomt
D
Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken

Slide 17 - Quiz

Waarom
een koppelteken?

DNA-onderzoek
A
Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
B
Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
C
Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, letter, symbool of afkorting voorkomt
D
Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken

Slide 18 - Quiz

Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet.
Jasper heeft een filmpje over junkfood geupload naar YouTube.
_________

Slide 19 - Open question

Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet.
Heb jij een eigen stereoinstallatie op jouw kamer?
_______________

Slide 20 - Open question

Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet.
Hebben jullie nog ideeen voor het afscheid van Liz?
_______

Slide 21 - Open question

Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet.
Jasmina's vader ging naar de BMWdealer voor een proefrit.
___________

Slide 22 - Open question

Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet.
Mijn oma is sinds gisteren haar 65+kaart kwijt.
_________

Slide 23 - Open question

Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet.
De patienten moesten in de wachtruimte wachten.
__________

Slide 24 - Open question

Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet.
Svens broer had rare fantasieen over de vakantie
___________

Slide 25 - Open question

Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet.
Bij wiskunde moesten we het getal op de yas aan duiden.
____

Slide 26 - Open question

Hoe schrijf je: drieentwintig
A
drie-en-twintig
B
drieëntwintig
C
drietwintig
D
drieeentwintig

Slide 27 - Quiz

Hoe schrijf je: onderzeeer
A
onderzeeeer
B
onderzeeër
C
onder-zeeër
D
onder-zee-er

Slide 28 - Quiz

Hoe schrijf je: astmaaanval
A
astmaanval
B
astmaáanval
C
astma-aanval
D
stamaanval

Slide 29 - Quiz

Welke woorden zijn juist gespeld?
A
tweeenzestig
B
onderzeeër
C
roeien
D
museum-directeur

Slide 30 - Quiz

Welke woorden zijn juist gespeld?


A
berepoot
B
staatsschuld
C
dameschoen
D
stekeblind

Slide 31 - Quiz

Welke woorden zijn juist gespeld?
A
krantenkop
B
tarwemeel
C
beregoed
D
kippenei

Slide 32 - Quiz

GELEERD
- je weet wanneer je een koppelteken of trema moet gebruiken.
KOPPELTEKEN EN TREMA

Slide 33 - Slide