M 3 Koppelteken en trema

Welkom! 
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1-3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom! 

Slide 1 - Slide

Planning
Welkom ( 5 minuten)
Wat leren we vandaag? => 
C 7 § 6 Koppelteken en trema (35 minuten)
Maak opd. 1 t/m 4  (35 minuten)
Evaluatie les (5 minuten)

Slide 2 - Slide

DOEL



- je weet wanneer je een trema of koppelteken moet gebruiken.
Koppelteken & trema

Slide 3 - Slide

Terugblik samenstellingen
Een samenstelling is:
Twee woorden die samen één begrip vormen. De woorden zijn 'aan elkaar geplakt'. (huis - huisbaas)

Een afleiding is een grondwoord waar een voor- of achtervoegsel aan toegevoegd is. (huis - huisje)

Slide 4 - Slide

Terugblik
Samenstellingen 
- soms direct aan elkaar --> koffiebeker, telefoonoplader 
- soms met tussen letters -en-  -->  paardenstal, luizenkam
- soms met tussenletter -s- --> damesschoen, boksersneus
- soms met tussen letter -e-  --> rijstepap, secondewijzer, horlogemaker




Slide 5 - Slide

Koppelteken of trema
In sommige woorden schrijf je een koppelteken of trema, om te voorkomen dat je een woord verkeerd uitspreekt. 

stageuren - stage-uren of reunie - reünie   

Slide 6 - Slide

Zo gebruik je een koppelteken
Je schrijft een koppelteken tussen twee delen van een samenstelling: 
  1.  Als de samenstelling verkeerd uitgesproken zou worden: radio-omroep, montage-instructie
  2. In aardrijkskundige aanduidingen: Zuid- Afrika, Noord-Brabantse 
  3. Voor of na een hoofdletter: Henk-Jan, X-benen
  4. Na een cijfer,  letter, afkorting of symbool: 3-jarig, ABC-eilanden, $-teken

Slide 7 - Slide

Koppelteken
Gebruik je:

Als de samenstelling anders verkeerd wordt uitgesproken

auto-onderdelen
mee-eten

Slide 8 - Slide

Koppelteken
Gebruik je:

In aardrijkskundige aanduidingen of afleidingen

Zuid-Spanje
Noord-Hollandse

Slide 9 - Slide

Koppelteken
Gebruik je:

in woorden met voorvoegsel bijna-, collega, ex-, interim-, leerling-, niet-, non-, oud-

ex-vriend, interim-manager, non-actief, oud-leerling

Slide 10 - Slide

Koppelteken
Gebruik je:

Na een cijfer, letter, afkorting of symbool
50-jarige, X-as, EU-land, T-shirt

Slide 11 - Slide

Waar hoort het koppelteken in autoonderdelen

Slide 12 - Open question

Waar hoort het koppelteken in 100jarige?

Slide 13 - Open question

Waar hoort het koppelreken in diplomauitreiking?

Slide 14 - Open question

Welke woorden zijn juist gespeld?
A
pianomuziek
B
Europa-cup
C
paarden-stal
D
KLM-vlucht

Slide 15 - Quiz

Zo gebruik je een trema
- Een trema maakt duidelijk dat het om twee klinkers gaat en niet om één klank. Drieëntwintig, reünie, coördinator. 

- Veel woorden die eindigen op -ee, krijgen in het meervoud soms -ën bij. Twee - tweeën. Het trema geeft aan dat een nieuwe klankgroep begint. slee - sleeën, zee - zeeën. 

Slide 16 - Slide

Zo gebruik je een trema
- Soms eindigen woorden op -ie. 
Valt de klemtoon niet op -ie, dan komt er alleen een -n bij. 


- Als je in één woord twee of drie opeenvolgende klinkers niet als één klank mag lezen, dan zet je op de tweede klinker vaak een trema. 
  • met klemtoon: knie - knieën, kopie - kopieën 
  • zonder klemtoon: porie - poriën, bacterie - bacteriën 
poëzie - naïef - ruïne - reünie 

Slide 17 - Slide

Trema (ëïö) kort samengevat
Meervoud van woorden die eindigen op ie
klemtoon op de laatste lettergreep: + ën
klemtoon niet op de laatste lettergreep: "n
vb: calorie  - calorieën
kopie  - kopieën
bacterie  -  bacteriën
porie  -  poriën

Slide 18 - Slide

Trema (ëïö) kort samengevat

In sommige woorden schrijf je een trema. Je voorkomt zo dat je een woord verkeerd uitspreekt.

Het trema maakt duidelijk dat het om twee klinkers gaat,

en niet om één klank.


poëzie / beëindigen / reünie 

Slide 19 - Slide

Waarom een trema?

geïnteresseerd
A
Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
B
Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
C
Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, symbool of afkorting voorkomt
D
Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken

Slide 20 - Quiz

Waarom een trema?

hindoeïsme
A
Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
B
Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
C
Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, symbool of afkorting voorkomt
D
Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken

Slide 21 - Quiz

Waarom
een koppelteken?

elite-eenheid
A
Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
B
Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
C
Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, letter, symbool of afkorting voorkomt
D
Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken

Slide 22 - Quiz

Waarom
een koppelteken?

Zuid-Europa
A
Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
B
Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
C
Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, letter, symbool of afkorting voorkomt
D
Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken

Slide 23 - Quiz

Waarom
een koppelteken?

%-teken
A
Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
B
Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
C
Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, letter, symbool of afkorting voorkomt
D
Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken

Slide 24 - Quiz

Waarom
een koppelteken?

domino-effect
A
Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
B
Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
C
Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, letter, symbool of afkorting voorkomt
D
Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken

Slide 25 - Quiz

Waarom
een koppelteken?

DNA-onderzoek
A
Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
B
Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
C
Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, letter, symbool of afkorting voorkomt
D
Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken

Slide 26 - Quiz

Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet.
Jasper heeft een filmpje over junkfood geupload naar YouTube.
_________

Slide 27 - Open question

Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet.
Heb jij een eigen stereoinstallatie op jouw kamer?
_______________

Slide 28 - Open question

Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet.
Hebben jullie nog ideeen voor het afscheid van Liz?
_______

Slide 29 - Open question

Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet.
Jasmina's vader ging naar de BMWdealer voor een proefrit.
___________

Slide 30 - Open question

Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet.
Mijn oma is sinds gisteren haar 65+kaart kwijt.
_________

Slide 31 - Open question

Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet.
De patienten moesten in de wachtruimte wachten.
__________

Slide 32 - Open question

Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet.
Svens broer had rare fantasieen over de vakantie
___________

Slide 33 - Open question

Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet.
Bij wiskunde moesten we het getal op de yas aan duiden.
____

Slide 34 - Open question

Hoe schrijf je: drieentwintig
A
drie-en-twintig
B
drieëntwintig
C
drietwintig
D
drieeentwintig

Slide 35 - Quiz

Hoe schrijf je: onderzeeer
A
onderzeeeer
B
onderzeeër
C
onder-zeeër
D
onder-zee-er

Slide 36 - Quiz

Hoe schrijf je: astmaaanval
A
astmaanval
B
astmaáanval
C
astma-aanval
D
stamaanval

Slide 37 - Quiz

Welke woorden zijn juist gespeld?
A
tweeenzestig
B
onderzeeër
C
roeien
D
museum-directeur

Slide 38 - Quiz

Welke woorden zijn juist gespeld?


A
berepoot
B
staatsschuld
C
dameschoen
D
stekeblind

Slide 39 - Quiz

Welke woorden zijn juist gespeld?
A
krantenkop
B
tarwemeel
C
beregoed
D
kippenei

Slide 40 - Quiz

GELEERD
- je weet wanneer je een koppelteken of trema moet gebruiken.
KOPPELTEKEN EN TREMA

Slide 41 - Slide

Aan de slag!

Wat? Maak opd. 2 blz. 203  § 6 Koppelteken en trema 
Waar? In je boek
Hoe? Individueel
Tijd?  3 minuten
Hulp? Steek je vinger op
Klaar?  Pak een ander kleur pen en kijk na (individueel) 
timer
3:00

Slide 42 - Slide

Aan de slag!

Wat? Maak opd. 3 blz. 203 § 6 Koppelteken en trema  
Waar? In je boek 
Hoe? Individueel 
Tijd?  3 minuten
Hulp? Steek je vinger op
Klaar?  Pak een ander kleur pen en kijk na (individueel) 
timer
3:00

Slide 43 - Slide

Aan de slag!
Wat? Maak opd. 1 en 4 blz. 202/203 § 6 Koppelteken en trema
Waar? In je schrift
Hoe? Individueel (in tweetallen zachtjes overleggen)
Tijd?  10 minuten
Hulp? Steek je vinger op
Klaar?  Pak een ander kleur pen en vraag om een nakijkblad  (individueel) 
timer
10:00

Slide 44 - Slide

Evaluatie les 
  1. Wat heb je deze les geleerd?
  2. Wat ging deze les goed?

Slide 45 - Slide