Herhaling hoofdstuk 2 Getallen HV1a

Natuurlijke getallen
Niet natuurlijke getallen
Sleep de getallen in het juiste vak
5
13
0
1,5
√11
102
-9
6^2 (=6x6)
1 / 23
next
Slide 1: Drag question
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Natuurlijke getallen
Niet natuurlijke getallen
Sleep de getallen in het juiste vak
5
13
0
1,5
√11
102
-9
6^2 (=6x6)

Slide 1 - Drag question

Welke getallen zijn natuurlijke getallen? De getallen van A of B?
A
... ,-2, -1, 0, 1, 2, ...
B
0, 1, 2, 3, 4, ...

Slide 2 - Quiz

514,18
Wat is de waarde van het cijfer 4?
A
vier eenheden
B
vier tientallen
C
vier honderdtallen
D
vier tienden

Slide 3 - Quiz

Wat is de waarde van het cijfer 3 in het getal 4.312.759,70
A
3 x 1.000
B
3 x 300.000
C
3 x 100.000
D
300.000

Slide 4 - Quiz

Hoeveel keer is de eerste 4 groter dan de tweede 4 in het getal 452.400?
A
100 keer
B
1000 keer
C
vierhonderd keer
D
honderdduizend keer

Slide 5 - Quiz

Grote getallen
Schrijf met alleen cijfers:
15,5 miljard

Slide 6 - Open question

105 > 200
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Een kwart miljoen < 250.000
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

6 is een veelvoud van:
A
32
B
36
C
12
D
3

Slide 9 - Quiz

Wat zijn alle delers van 12?
Delers
A
1, 12
B
12, 24, 36, 48, 60, 72, 84, 96, 108, 120
C
1, 2, 3, 4, 6, 12

Slide 10 - Quiz

Wat zijn de delers van 7?
A
1, 7
B
1
C
7
D
geen

Slide 11 - Quiz

Is 15 een veelvoud van 5?
Veelvouden
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Maak de zin af:
"Een priemgetal.....
A
is niet het getal 2, want dat is een even getal"
B
is alleen deelbaar door 1 en door zichzelf"
C
kan meer dan twee delers hebben"
D
is alleen deelbaar door veelvouden van 3"

Slide 13 - Quiz

Ontbind 150 in priemfactoren
A
350
B
1625
C
3510
D
2355

Slide 14 - Quiz

om breuken te vergelijken:
A
moet je de teller gelijk maken
B
moet je de noemer gelijk maken
C
moet je de breuken delen door twee
D
moet je de breuken vereenvoudigen

Slide 15 - Quiz



A
<
B
=
C
>

Slide 16 - Quiz



A
<
B
=
C
>

Slide 17 - Quiz


A
A: 1 3/5 B: 2 8/10
B
A: 1 3/10 B: 2 4/5

Slide 18 - Quiz


A
A: 1,3 B: 2,8
B
A: 1,8 B: 2,3

Slide 19 - Quiz

Afronden:
€ 4,53529 wordt ...
A
€ 4,5352
B
€ 4,54
C
€ 4,53
D
€ 4,535

Slide 20 - Quiz


Slide 21 - Open question


Slide 22 - Open question

Uitleg

Slide 23 - Slide