PEX10 Kies 1 - Burgerschap T4 les 3

Dinsdag 26 januari 2021
1. Coachtijd: lockdown -
competenties en leerdoelen
2. Opdracht Formulier IOP-gesprek
3. Nieuwe opdrachten in Google Classroom
4. Kwaliteitenspel - deel 2

Pauze

5. Burgerschap, 
Les 3 Tweede Kamer en regering
6. Afsluiting
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BurgerschapPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Dinsdag 26 januari 2021
1. Coachtijd: lockdown -
competenties en leerdoelen
2. Opdracht Formulier IOP-gesprek
3. Nieuwe opdrachten in Google Classroom
4. Kwaliteitenspel - deel 2

Pauze

5. Burgerschap, 
Les 3 Tweede Kamer en regering
6. Afsluiting

Slide 1 - Slide

De vraag van vandaag: 
Hoe overleef jij de avondklok?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Wat vind jij van de rellen?

Slide 4 - Mind map

    Rustig in 
Utrecht
Sinds zaterdag 23 januari hebben we in Nederland te maken met een avondklok: tussen 20.30 uur en 04.30 uur naar vrienden of een blokje om kan niet. Een unicum, want de laatste keer dat we in ons land een avondklok hadden was tijdens de Tweede Wereldoorlog. In andere steden zorgde de nieuwe maatregel in de strijd tegen het coronavirus voor vernielingen en rellen, in de Domstad bleef het afgelopen weekend relatief rustig.

Slide 5 - Slide

Coachtijd: Competenties & Leerdoelen

Slide 6 - Slide

Welke 
competentie 
gaat goed?


Welke
competentie 
wil je 
verbeteren?

Slide 7 - Slide

Inlevermoment = vrijdag 29 januari 17:00 uur

Slide 8 - Slide

Opdracht: 
Formulier IOP-gesprek
Binnenkort zijn de IOP-gesprekken. Dan praten wij over jouw ontwikkeling nu en in de toekomst.
Dan vertel je hoe het gaat op school en op stage. Je weet aan welke competenties gewerkt en welke leerdoelen je werkt. Je kan benoemen welke successen je behaalt. Tijdens het IOP-gesprek laat jij zien dat jij kunt reflecteren.


Vul het IOP-formulier in. Dit is een voorbereiding op het gesprek. 

Slide 9 - Slide

Opdracht: Stappenplan handeling op je werk
Als je stage loopt, leer je handelingen die belangrijk zijn om je werk goed te doen. Bijvoorbeeld:
Kapper - haren wassen
Schilder: verf voorbereiden
Supermarkt: vakken vullen
Basisschool: pauzewacht
Opdracht: je gaat een stappenplan maken van één handeling op jouw stage/werk. Als je nu geen stage hebt, kies je een handeling thuis. Bijvoorbeeld een gerecht koken, een klusje doen in huis.

Je mag kiezen:
A Je maakt een filmpje waarin je de stappen laat zien en vertelt. App het filmpje naar de juf. Lever ook de opdracht in Google Classroom in. Dan krijg je feedback en een cijfer terug.
B Je maakt een Wordbestand met een fotostrip waarin je de stappen op foto's laat zien. Je schrift erbij wat je moet doen (de stappen). De fotostrip heeft minimaal 5 foto's en tekst bij elke foto. Lever het wordbestand in Google Classroom in.

Voorbeeld van tekst bij een stappenplan:
Eerst . . .
Dan . . .
Daarna . . .
Vervolgens . . .
Tenslotte . . .
of
Ten eerste
Ten tweede
Ten derde
Ten vierde
 . . . . . 

Slide 10 - Slide

Opdracht: 
verslag over jouw PASSIE
Opdracht: schrijf een verslag over jouw passie. Je passie is iets wat je superleuk of interessant vindt. Bijvoorbeeld: een sport, een merk, een beroep, een techniek, een hobby. . . .
Je schrijft een verslag en beantwoord de 5W1H-vragen.
Wat?
Waar?
Wie?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?

Slide 11 - Slide

Wat is jouw PASSIE?

Slide 12 - Open question

Criteria van het verslag
- Het verslag heeft minimaal 10 zinnen. Je geeft antwoord op de 5W en H-vragen. (40 punten)
- Het verslag heeft een eigen TITEL (10 punten)
- Het verslag heeft minimaal 3 alinea's (10 punten)
- Gebruik hoofdletters en leestekens (10 punten)
- Schrijf de werkwoorden juist (10 punten)
- De spelling is goed (10 punten)
- Plaats er een foto/afbeelding bij (10 punten)
MAXIMAAL: 100 PUNTEN

Slide 13 - Slide

Opdracht: bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan:
mijn, jouw/je, uw, zijn, haar ons/onze, jullie, hun:
Mijn broer is jarig.
Dat is ons huis.
Een bezittelijk voornaamwoord kan ook zelfstandig in de zin staan:
Gaan we met mijn auto, of nemen we de jouwe?

Opdracht: vul het juiste bezittelijk voornaamwoord in.

1. Mevrouw, is dit . . . . . . . hond?
2. Wat lief dat je een kado voor . . . . . . . . verjaardag hebt gekocht! Dankjewel!

Slide 14 - Slide

Nederlands: welke zin is goed?
A
Ik met me vriend
B
Ik wandel met vriend
C
Ik wandel met mijn vriend
D
Ik wandel met mn vriend

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Ik was . . . . . . . haar.
Welk woord past op de puntjes?

Slide 17 - Open question


Jij neemt . . . . laptop mee.
Welk woord hoort op de puntjes?

Slide 18 - Open question


Wilt u vandaag . . . . pakje ophalen?
Welk woord hoort op de puntjes?

Slide 19 - Open question

Wat zijn kwaliteiten?
Kwaliteiten zijn goede eigenschappen die mensen kunnen hebben. Kwaliteiten zeggen ook hoe je bent. Bijvoorbeeld: je bent vrolijk. Je hoeft er geen moeite voor te doen, want je bent zo. Het is een kenmerk van jou. Met kwaliteiten kun je iets goeds doen, ze zijn positief.

Slide 20 - Slide

Wie in de klas heeft de kwaliteit
RUSTIG?

Slide 21 - Mind map

Wie in de klas heeft de kwaliteit
NETJES?

Slide 22 - Mind map

Wie in de klas heeft de kwaliteit
SERIEUS?

Slide 23 - Mind map

Wie in de klas heeft de kwaliteit
VERANTWOORDELIJK?

Slide 24 - Mind map

Wie in de klas heeft de kwaliteit
ONDERNEMEND?

Slide 25 - Mind map

Wie in de klas heeft de kwaliteit
NUCHTER?

Slide 26 - Mind map

KIES 1
Thema 4 Politiek

Slide 27 - Slide

les 3: Tweede Kamer en regering
 - Aan het einde van de les........

1. . . .weet je wat de Tweede Kamer doet
2. . . .  weet je wat de taak van de regering is.
3. . . . kun je benoemen over welke onderwerpen  de ministers over gaan.

Slide 28 - Slide

Kijk goed 
naar de foto's
timer
1:00

Slide 29 - Slide

Wat heb je op de foto's gezien?
Schrijf de woorden op

Slide 30 - Open question

Hoeveel zetels heeft de Tweede Kamer?

Slide 31 - Open question

Tweede Kamer
In de Tweede Kamer zitten 150 mensen die tijdens de verkiezingen het meest zijn gekozen. 

De leden van de Tweede Kamer horen bij een politieke partij.

De Tweede Kamerleden mogen stemmen. De meeste stemmen gelden.

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Moeilijke woorden
- Stembiljet                                                 
- Zetels
- Politici
- Fractie (fractievoorzitter)
- Plenaire zaal 
- Kwesties 
- Regering 

Slide 34 - Slide

Een fractie in de Tweede Kamer bestaat uit:
A
Alle Tweede Kamerleden
B
Alle Tweede Kamerleden van één politieke partij
C
De ministers van één politieke partij
D
Alle partijvoorzitters van de Tweede Kamer

Slide 35 - Quiz

Hugo de Jonge is:
A
een Tweede Kamerlid
B
De Minister-President
C
de fractievoorzitter van het CDA
D
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Slide 36 - Quiz

De Tweede Kamer mag niet:
A
Iemand naar de gevangenis sturen
B
De regering controleren
C
Vragen stellen aan een minister
D
Stemmen voor/tegen een nieuwe wet

Slide 37 - Quiz

Het plan om sigaretten onder de 21 te verbieden
Het plan om pesten op scholen te stoppen
Het plan om gedwongen huwelijken tegen te gaan
Het plan om mensen te laten betalen voor plastich tasjes
Het plan om soldaten in te zetten
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Ministerie van Onderwijs, Cultuur  en Wetenschap
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Defensie
Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Slide 38 - Drag question

Nu zelf aan de slag
opdracht 1 -bladzijde 114
opdracht 3 - bladzijde 117

Slide 39 - Slide

Slotvraag:
wat is er gebeurd met het kabinet?
A
Ze zijn door de Tweede Kamer afgezet, maar werken door.
B
Ze zijn door de Tweede Kamer afgezet, en doen niks meer.
C
Ze zijn door de Koning afgezet. De Koning is nu de baas.
D
Er is niks aan de hand

Slide 40 - Quiz

Succes met de opdrachten!

Slide 41 - Slide