h 5 aanwijzend vnw, bijwoord

Aanwijzend voornaamwoord
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Voorbeeld aanwijzende voornaamwoorden


   


 


  • Deze
  • Die
  • Dat
  • Dit
  • Zulke
  • Hetzelfde

Slide 2 - Slide

Voorbeeld
  • Deze pennen koop ik bij de Hema.
  • Die leraar komt iedere dag op de fiets naar school.
  • Dat meisje staat iedere dag vroeg op.
  • Dit spelletje vind ik erg leuk om te spelen.
  • Zulke boeken lees ik in alleen in de vakantie.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Bijwoord
Een bijwoord is een woordsoort met drie functies:
- het is een bijwoordelijke bepaling in één woord
- het zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord of ander bijwoord
- het zegt iets over een werkwoord

Slide 5 - Slide

LET OP!!!!!

HET BIJWOORD LIJKT VAAK EEN BN, MAAR IS DAT NIET.
HET ZEGT NAMELIJK NIETS OVER EEN ZELFSTANDIG NAAMWOORD.

Slide 6 - Slide

Wat is in deze zin het bijwoord?
Daar woont de chirurg.
A
woont
B
de
C
daar
D
geen bijwoord

Slide 7 - Quiz

Wat is in deze zin het bijwoord?
Hij heeft de deur mooi geverfd.
A
mooi
B
geverfd
C
Hij
D
heeft

Slide 8 - Quiz

Die goede speler kan goed schaken.
A
goede = bijwoord goed = bijwoord
B
goede = bijwoord goed = bijvoeglijk nw.
C
goede = bijvoeglijk nw. goed = bijwoord
D
goede = bijvoeglijk nw. goed = bijvoeglijk nw.

Slide 9 - Quiz

Dat is een moeilijke opdracht.
Moeilijke?

A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord

Slide 10 - Quiz

Misschien doe ik het.
Misschien?
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord

Slide 11 - Quiz

Wat is het bijwoord in deze zin?

De beste spelers van VVV schieten de bal hard
A
hard
B
beste
C
VVV
D
er zit geen bijwoord in deze zin

Slide 12 - Quiz

Inhoud
Maak de volgende opdrachten:
8
11
14 ( zie schema blz. 259)
Herhaling nodig? : 13

Slide 13 - Slide