Opfriscursus Lezen

Opfriscursus Lezen
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

Items in this lesson

Opfriscursus Lezen

Slide 1 - Slide

Wat vind je in een krantenartikel?
A
vooral meningen
B
vooral feiten
C
meningen en feiten

Slide 2 - Quiz

Het nummer van Ariana "Thank u, next" heeft een leuke video.
A
feit
B
mening

Slide 3 - Quiz

Noem een feit over vandaag.

Slide 4 - Open question

Wat is een kernzin?
A
De titel van de tekst
B
De zin met de belangrijkste informatie
C
De langste zin van de tekst.

Slide 5 - Quiz

Waar vind je de kernzin van een alinea?
A
vooraan in de alinea
B
achteraan in de alinea
C
middenin de alinea

Slide 6 - Quiz

In de kernzin staat de....
A
hoofdzaak
B
bijzaak

Slide 7 - Quiz

Wat is hier de hoofdzaak?
.
A
voorbeelden
B
belangrijke informatie
C
herhaling
D
uitleg

Slide 8 - Quiz

Ik ben gek op fruit. Zo houd ik van appels, bananen en kiwi's.
Wat is de bijzaak?
A
Ik ben gek op fruit.
B
Zo houd ... en kiwi's.

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Video

Horen voorbeelden in een samenvatting?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Wat is de 'bron' van een tekst?
A
De titel
B
de schrijver
C
waar de tekst uit komt
D
de eerste alinea

Slide 12 - Quiz

Wat is een argument?
A
een mening
B
een antwoord
C
een feit
D
een reden

Slide 13 - Quiz

Stel: jij wilt later thuiskomen dan dat je ouders willen. Welk argument kun je gebruiken?

Slide 14 - Open question

Tekstverband: VERGELIJKING
A
net als
B
kortom
C
als
D
waarmee

Slide 15 - Quiz

Tekstverband: MIDDEL-DOEL
A
zoals
B
om
C
zo
D
omdat

Slide 16 - Quiz

Tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
maar
C
zoals
D
waardoor

Slide 17 - Quiz

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 18 - Quiz

Tekstverband: OPSOMMING
A
nog
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 19 - Quiz

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over politiek?
A
Gezelschapsspellen
B
Verkiezingen
C
Vakantiereizen
D
De woestijn

Slide 20 - Quiz

Tekstverband: VOORWAARDE
A
mits
B
waardoor
C
omdat
D
alles bij elkaar

Slide 21 - Quiz

.
Signaalwoorden van opsomming
Geen signaalwoorden van opsomming.
ook
maar
Ten tweede
omdat
daarnaast

Slide 22 - Drag question


Wat zijn alinea's?
A
Een alinea is een deel van een tekst.
B
Een alinea is een titel van een stukje tekst.
C
Een alinea is een plaatje
D
Een alinea is een schuingedrukt stukje van de tekst.

Slide 23 - Quiz

Wat betekent
'de hoofdgedachte' van een tekst?
A
De belangrijkste zin van een alinea.
B
Het onderwerp van de tekst.
C
Een gedachte in je hoofd.
D
Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt geformuleerd in één zin.

Slide 24 - Quiz


Wat is het tekstdoel van een boek?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen

Slide 25 - Quiz

Bij welke tekstvorm past
het tekstdoel activeren?
A
stripverhaal
B
leesboek
C
reclamefolder
D
nieuwsbericht

Slide 26 - Quiz

De schrijver vertelt waar de tekst over gaat.
Vaak wordt er een voorbeeld of een grappig verhaaltje opgeschreven
Per alinea wordt nieuwe informatie gegeven over het onderwerp.

De tekst wordt samengevat, er wordt een conclusie gegeven.
Hierin wordt geen nieuwe informatie meer gegeven.
Inleiding
Middenstuk
Slot

Slide 27 - Drag question


Wat zijn verwijswoorden, denk je?
A
maar, omdat, hierom
B
hij, zij, die
C
zijn, worden, hebben
D
de, het, een

Slide 28 - Quiz

Vul in:
Een alinea is een klein stukje tekst van ongveer        zinnen.

Een                        heeft meerdere elinea's. iedere alinea 

gaat over 1 klein                    . Alinea's beginnen altijd op 

een nieuwe                         . Soms hebben alinea's                 .
kopjes
onderwerpje
hoofdstuk
7
regel

Slide 29 - Drag question