This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom
terug!
Slide 1 - Slide
Planning
- Studiemeter
- Herhalen
- 4.6 Verhoudingstabellen
- Zelfstandig werken
- Afsluiting
Slide 2 - Slide
Studiemeter
- Kijk in je schoolmail voor de activatiecode
- Open studiemeter.nl en vul deze in
- 1F -> Domein 1 -> Oefentoets 1
Slide 3 - Slide
Vakantie?
- Iedereen krijgt de kans om kort iets te vertellen over de vakantie
- Als je niet wilt, mag je pas zeggen
- Luister mee of schrijf op
Slide 4 - Slide
Herhalen met een quizz
- De quiz bestaat uit 6 vragen
- Elke vraag gaat over een paragraaf
Slide 5 - Slide
1. Wat is de waarde van het getal 6 in 24683
A
6
B
60
C
600
D
6000
Slide 6 - Quiz
2. De totale verbouwingskosten waren 34,2 miljoen euro. Schrijf dit bedrag met cijfers. (en punten)
tip
Bedenk hoeveel nullen een miljoen heeft.
1 miljoen heeft 6 nullen
Maar je mag hier niet zomaar 6 nullen achter schrijven want er staat een komma. Eerst zorg je dat de komma weggaat. Dat is 1 plek naar rechts. (van de 6 nullen heb ik er nu 1 verbruikt en blijven er nog 5 nullen over. Deze schrijf ik er dan achter. Zet wel punten in je getal van rechts naar links om de 3 cijfers. (dat doen we om het te kunnen uitspreken)
Slide 7 - Open question
5. Welke vermenigvuldigingsfactor hoort bij 6%
A
6,0
B
0,6
C
0,06
D
0,006
Slide 8 - Quiz
3. Afronden op honderdsten 450,5783
A
450,578
B
450,58
C
450,57
D
450,59
Slide 9 - Quiz
4. Ik ga naar de winkel en koop iets van €2,33. Wat moet ik afrekenen als ik contant betaal?
Slide 10 - Open question
6. Verhoudingstabel: Wat schrijven we onder de 3?
A
4.50
B
4.55
C
4.60
D
4.65
Slide 11 - Quiz
Extra uitleg?
Neem de tijd om te kijken naar:
- opdrachten
- theorie stukjes
- paragrafen
timer
1:00
Slide 12 - Slide
Welke onderdelen vind je lastig? Wat ga je doen?
Slide 13 - Open question
§6 Verhoudingstabellen
Doel:
- Je weet wat een verhouding is.
- Je kunt werken met een verhoudingstabel.
3 op de 7
3 : 7
Slide 14 - Slide
Voorkennis: bij een verhoudingstabel luidt een bepaalde regel. Hoe heet deze regel ook alweer?
A
Wat je boven doet, doe je beneden ook.
B
Wat je boven doet, doe je beneden andersom.
C
Bij verhoudingen gebruiken we geen tabel.
D
Ik heb dit niet op de basisschool geleerd.
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Slide
Een auto verbruikt 10 liter benzine voor 200 kilometer. De verhouding is dan:
A
200 staat tot 10
B
10 staat tot 20
C
10 staat tot 200
D
20 staat tot 10
Slide 17 - Quiz
De verhouding 10 staat tot 200 kun je opschrijven als
A
10:200
B
10:20
C
1:200
D
10:2
Slide 18 - Quiz
De verhouding 10 : 200 kun je ook schrijven als...
A
1:2
B
10:20
C
10:2
D
1:20
Slide 19 - Quiz
Ik doe het voor...
Op 1 liter benzine rijdt een scooter gemiddeld 45 km. De scooter rijdt gemiddeld 1 op 45. Hoeveel rijdt de scooter gemiddeld op 12 liter benzine?
Slide 20 - Slide
Op 1 liter benzine rijdt een scooter gemiddeld 25 km. De scooter rijdt gemiddeld 1 op 25. Hoeveel rijdt de scooter gemiddeld op 7 liter benzine?
timer
1:30
Slide 21 - Open question
Op 1 liter benzine rijdt een scooter gemiddeld 25 km. De scooter rijdt gemiddeld 1 op 25. Hoeveel rijdt de scooter gemiddeld op 45 liter benzine?