Week 39 Les 3 Taalverzorging 1 +2 (h2 + h4) en droomweekend

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Nederlands

Taalverzorging en droomweekend

Lezen

Blok 2

Grammatica: persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, zinsdelen 

werkwoord, zelfstandig naamwoord, lidwoord, voorzetsel, bijvoeglijk naamwoord, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord, wederkerend en wederkerig voornaamwoord 

Spelling: hoofdletters

Formuleren: hoofdletters en leestekens gebruiken, verwijswoorden, signaalwoorden

Taalbewustzijn: synoniemen, antoniemen, homoniemen, homofonen, taalvariatie

Blok 4

Grammatica: meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling

vragend voornaamwoord

Spelling: komma, directe en indirecte rede 

Formuleren: signaalwoorden (opsomming, tegenstelling, reden, voorbeeld en middel-doel), komma's op de juiste plaats, citeren, gevoelswaarde van woorden

Taalbewustzijn: taalverandering, leenwoorden

Zinsdelen

Persoonsvorm

Onderwerp

Werkwoordelijk gezegde

Zin in zinsdelen verdelen

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Bijwoordelijke bepaling

Woordsoorten

Werkwoord

Lidwoord

Zelfstandig naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

Voorzetsel

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Wederkerend en wederkerig voornaamwoord

Vragend voornaamwoord

Sara bewaarde haar dagboek onder haar bed.

Wat is de persoonsvorm?

Sara bewaarde haar dagboek onder haar bed.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Sara bewaarde haar dagboek onder haar bed.

Wat is het onderwerp van deze zin?

Sara bewaarde haar dagboek onder haar bed.

Kopieer de zin en zet de zinsdeelstrepen op de juiste plek.

Sara bewaarde haar dagboek onder haar bed.

Wat is het lijdend voorwerp van deze zin?

Sara bewaarde haar dagboek onder haar bed.

Wat is het meewerkend voorwerp van deze zin?

Bijwoordelijke bepaling

Als je de zin tot nu toe goed hebt ontleed, is alles wat overblijft bwb.

Het kan dus zijn dat je geen bwb hebt, maar ook dat je 10 bwb's hebt.

Bijwoordelijke bepaling

Check:

Geeft het zinsdeel antwoord op één van dit soort vragen?

• waarom
  
• wanneer
• hoe
• waar
• waarmee

(dus w- en h-vragen behalve wie en wat, want die heb je al gebruikt bij het ow, lv en mv)

Sara bewaarde haar dagboek onder haar bed.

Wat is de bijwoordelijke bepaling van deze zin?

Maken

 blz. 108

opdracht 2 en 3e

Klaar? Verder werken aan je droomweekend!