MM2-1.1

1.1 Hoe ontstond industrie?
deel 1
1 / 20
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

1.1 Hoe ontstond industrie?
deel 1

Slide 1 - Slide

1. Introductie
2. Leervragen 1.1 (deel 1)
3. Uitleg
4. Werktijd
5. Afsluiting
Planning

Slide 2 - Slide

Leervragen
uitleggen hoe het productieproces verliep van textiel met huisnijverheid. 
Aan het eind van de les kan je...
uitleggen waarom we deze tijd de moderne tijd noemen. 
uitleggen welke nieuwe energiebron werd ontdekt in deze tijd. 
uitleggen in welk land en op welke plekken fabrieken ontstonden. 
de jaartallen van het tijdvak van Burgers en stoommachines noemen. 

Slide 3 - Slide

Aan de slag
STAP 1
STAP 2
KLAAR ?
Extra oefenen!
BK: Seterra Afrika
KGT: Seterra Afrika

Hoe? 
  • Alleen 
  • Vraag? Steek je vinger op
Goed zo! 
Laat het zien aan de docent.  
Huiswerk! 
Maken:
  • BK: bladzijde 10-11-12
                     (t/m vraag 5)    
  • KGT: bladzijde 10-11-12

Hoe?
  • Alleen
  • Vraag? Steek je vinger op

Slide 4 - Slide

Het tijdvak van burgers en stoommachines duurde van
A
1600-1700
B
1700-1800
C
1800-1900
D
1900-2000

Slide 5 - Quiz

Wanneer werd de stoommachine uitgevonden?
A
1789
B
1780
C
1815
D
1848

Slide 6 - Quiz

In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Duitsland
C
Verenigde Staten van Amerika
D
Engeland

Slide 7 - Quiz

Waarom wordt deze tijd de moderne tijd genoemd?
A
Door de komst van Koning Willem 1 veranderd er veel in het leven van de mensen.
B
Door de Bataafse revolutie veranderde er veel in het leven van de mensen.
C
Door de uitvinding van steenkool veranderd er veel in het leven van de mensen.
D
Door huisnijverheid en bedrijfjes veranderde er veel in het leven van mensen.

Slide 8 - Quiz

Welke nieuwe energiebron werd er ontdekt?
A
waterkracht
B
olie
C
steenkool
D
stoom

Slide 9 - Quiz

Welke 2 grondstoffen waren veel nodig bij de eerste frabrieken?
A
Steenkool en ijzer
B
olie en ijzer
C
bakstenen en olie
D
olie en bakstenen

Slide 10 - Quiz

voor de
industriële revolutie
Na de industriële revolutie
huisnijverheid
spierkracht
stoomkracht 
waterkracht
boeren en ambachtslieden 
steenkool
spoorwegen
kanalen
fabrieken
kleine bedrijfjes

Slide 11 - Drag question

1.1 Het leven van jager-verzamelaars
deel 
1.1 Hoe ontstond industrie?
deel 2

Slide 12 - Slide

Leervragen
 2 redenen noemen waarom in NL de industrialisatie er nog niet was in de 
 18e eeuw.
Aan het eind van de les kan je...
 uitleggen hoe en wanneer NL weer een koninkrijk werd en over welke  
 gebieden. 
 uitleggen hoe en wanneer de industrialisatie in NL op gang kwam. 
 2 veranderingen noemen door de industriële revolutie en 1 ding dat hetzelfde 
 bleef.
 uitleggen wat continuïteit is. 

Slide 13 - Slide

1. Introductie
2. Leervragen 1.1 (deel 2)
3. Uitleg
4. Werktijd
5. Afsluiting
Planning

Slide 14 - Slide

Aan de slag
STAP 1
STAP 2
KLAAR ?
Extra oefenen!
BK: bladzijde 16
KGT: bladzijde 17

Hoe? 
  • Alleen 
  • Vraag? Steek je vinger op
Goed zo! 
Laat het zien aan de docent.  
Huiswerk! 
Maken:
  • BK: bladzijde   12-13-14-15
  • KGT: bladzijde 13-14-15-16

Hoe?
  • Alleen
  • Vraag? Steek je vinger op

Slide 15 - Slide

door oorlogen was er weinig geld om te investeren
Ondernemers vonden molens nog prima werken
Er was geen ijzererts in NL
Er waren noet voldoende boter voor vervoer van grondstoffen
er was geen steenkool in NL
Napoleon gebruikte de grondstoffen voor Frankrijk
Om welke 2 redenen was NL begin 18e eeuw nog niet geïndustrialiseerd?

Slide 16 - Drag question

Hoe weer NL weer een koninkrijk?
A
Door de Bataafse revolutie in 1785 werd de regering afgezet
B
Napoleon vraagt de zoon van Willem V in 1815 om terug te keren als koning van NL.
C
De overwinnaars op Napoleon vragen in 1815 aan de zoon van Willem V om koning van NL te worden.
D
In 1815 komt de zoon van de gevluchte Willem V naar NL om de macht op te eisen als Koning van NL.

Slide 17 - Quiz

Wat liet Koning Willem 1 aanleggen spoorlijnen aanleggen, kanalen graven en bruggen bouwen?
A
om grondstoffen te vervoeren
B
om snel naar zijn paleizen te kunnen reizen
C
Om de bevolking tevreden te houden
D
Om werk te geven aan de werkloze mensen

Slide 18 - Quiz

Wat betekend continuïteit?
A
Iets wat steeds in het nu is.
B
iets war veranderd
C
iets dat op dezelfde plek blijft.
D
Iets wat hetzelfde blijft.

Slide 19 - Quiz

ondernemer met klein bedrijf en weinig personeel
werkgever met grote fabriek met veel personeel
Baas kent zijn werknemers niet persoonlijk
Baas kent zijn werknemers
meeste mensen zijn arm
meeste mensen zijn arm
voor de industriële revolutie
na de industriële revolutie

Slide 20 - Drag question