Vervoeg in de INDEFINIDO /IMPERFECTO:
1. Ayer (yo, ir)
2. Antes (tú, ser)
3. Siempre (ella, hablar)
4. El lunes pasado (nosotros, estar)
5. El otro día (vosotros, bailar)
6. Normalmente (yo, ver)
Vertaal:
1. Er was eens een verdrietige muis.
2. De schildpad komt een schaap en een koe tegen.
3. De oester is hard en glanzend.