This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
PTA voorbereiding
Wat gaan we doen?
Theorie en rekenvragen via LessonUp
Tijd over? herhalingsopdrachten
Slide 1 - Slide
Welke omschrijving is juist en welke is onjuist?
Sleep naar het juiste onderdeel
Juist
Onjuist
Nettowinst + bedrijfskosten = brutowinst
Omzet – inkoopwaarde = brutowinst
Brutowinst = nettowinst + bedrijfskosten
Omzet – nettowinst = bedrijfskosten
Slide 2 - Drag question
Er zijn 4 productiefactoren. Welk antwoord is geen productiefactor?
A
Kapitaal
B
Wetenschap
C
Arbeid
D
Natuur
Slide 3 - Quiz
Om te produceren zijn productiefactoren nodig. Welke productiefactoren zijn er?
A
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Omzet
B
Kennis, Arbeid, Natuur en Omzet
C
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
D
Kennis, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
Slide 4 - Quiz
Productiefactoren en de beloning
Om te produceren heb je productiefactoren nodig.
Iedere productiefactor heeft zijn eigen beloning.
Combineer de productiefactoren met de beloningen.
Arbeid
Kapitaal
Natuur
Ondernemerschap
Loon
Salaris
Pacht
Winst
Slide 5 - Drag question
H3. Marie koopt een auto van €18.700 en gaat vier jaar mee. Bij inruil brengt de auto nog €9.000 op. Wat is de afschrijving per jaar?
A
€4.675
B
€2.250
C
€16.450
D
€2.425
Slide 6 - Quiz
Vaste kosten
Variabele kosten
Totale kosten per product
Slide 7 - Drag question
Apple airpods kosten 55 euro om te produceren. Apple hanteert een brutowinstmarge van 80% over de kostprijs. Bereken de brutowinstmarge van de kostprijs en consumentenprijs in euro's dus met 21% BTW. Alleen het antwoord met euroteken
Slide 8 - Open question
Vaste kosten= €5.000 Variabele kosten = €3.000 Productie = 1.000 Bereken de kostprijs per product. alleen het antwoord met een €teken
Slide 9 - Open question
Waaruit bestaat de brutowinstopslag?
A
Bedrijfskosten en omzet
B
Bedrijfskosten en winst
C
Bedrijfskosten en afzet
D
Bedrijfskosten en inkoopwaarde
Slide 10 - Quiz
Bereken de consumentenprijs.
De netto verkoopprijs is 2,10. Btw is 9%. De consumentenprijs = €....... vul het antwoord in met een €teken
Slide 11 - Open question
Productiefactor Natuur
Productiefactor Kapitaal
Productiefactor Arbeid
Productiefactor Ondernemerschap
Lagelonenlanden
Machines
Bedrijfsdirecteur
Katoen
Slide 12 - Drag question
Consumentenprijs berekenen: De verkoopprijs van een t-shirt is: € 16,50. De btw is 21%.
Bereken de consumentenprijs. Vul alleen het antwoord in met een €
Slide 13 - Open question
-
-
Omzet
Nettowinst
Bedrijfskosten
Inkoopwaarde
Brutowinst
Slide 14 - Drag question
1. Omzet = afzet x
2. Omzet - = brutowinst
3. Brutowinst - = nettowinst
bedrijfskosten
verkoopprijs
inkoopwaarde
nettowinst
brutowinst
inkoopprijs
Slide 15 - Drag question
De omzet van een schoenenwinkel is €30.000. De inkoopwaarde is €11.500 en de bedrijfskosten €17.000. Hoeveel is de nettowinst of verlies? Zet je antwoord neer met alleen een €
Slide 16 - Open question
Sleep in de goede kolom :
Geen bedrijfskosten
bedrijfskosten
Gas
Omzet
Brutowinst
Inkoopprijs
Lonen
Huur
Slide 17 - Drag question
De consumentenprijs is €2,29. Het btw tarief is 9%. Hoeveel is de verkoopprijs? Alleen het antwoord met een €
Slide 18 - Open question
Juist
Onjuist
Arbeidsproductiviteit kan toenemen door scholing
Als bedrijven duurzaam gaan ondernemen zullen de bedrijfskosten op korte termijn dalen
Bij het stijgen van de arbeidsproductiviteit daalt de kostprijs van een product
Slide 19 - Drag question
Stel je voor dat er 5 mensen in een bedrijf werken. Samen maken ze in totaal 500 producten in één week. Iedere werknemer werkt 40 uur per week.
Vraag: Hoeveel producten maakt het bedrijf per uur, per werknemer?
Slide 20 - Open question
Bereken de arbeidsproductiviteit
Slide 21 - Drag question
Samsung heeft 50 miljoen telefoons verkocht. Dat is een marktaandeel van 25%. Apple heeft 15% marktaandeel. Bereken het marktaandeel van Apple