Woordenschatquiz 9 juni - gy3h

Woordenschatquiz 9 juni - gy3h
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Woordenschatquiz 9 juni - gy3h

Slide 1 - Slide

Wat is een 'controverse'?
A
een tegendraads gedicht
B
een heftig meningsverschil
C
een actiegroep
D
een tegenbeweging

Slide 2 - Quiz

Wat is 'hypocrisie'?
A
angst om ziek te worden
B
een lening om een huis te kunnen kopen
C
te hoge bloedsuiker
D
schijnheiligheid

Slide 3 - Quiz

Wat is 'plausibel'?
A
aannemelijk
B
beweeglijk
C
moeilijk
D
onzeker

Slide 4 - Quiz

Wat is 'arbitrair'?
A
opzettelijk
B
bewust
C
slordig
D
willekeurig

Slide 5 - Quiz

Wat betekent 'reduceren'?
A
beperken
B
uitbreiden
C
controleren
D
betalen

Slide 6 - Quiz

Wat is een 'gedetineerde'?
A
een gevangene
B
een verantwoordelijke
C
een geselecteerde
D
een betrokkene

Slide 7 - Quiz

Wat betekent 'interruptie'?
A
een tussenlanding maken
B
iemand onderbreken
C
een boer laten
D
ergens betekenis aan geven

Slide 8 - Quiz

Wat is een 'archipel'?
A
iemand die gebouwen ontwerpt
B
een eilandengroep
C
iemand die opgravingen bestudeert
D
een uitbouw aan een huis

Slide 9 - Quiz

Wat betekent 'empathie'?
A
medeleven
B
jaloezie
C
troost
D
afleiding

Slide 10 - Quiz

Wat is 'claxonnade'?
A
een stuk vlees
B
een lied
C
onverwacht geluid
D
luid getoeter

Slide 11 - Quiz

Wat betekent 'recalcitrant'?
A
onbereikbaar
B
verwaarloosd
C
tegendraads
D
opgewonden

Slide 12 - Quiz

Wat betekent 'pragmatisch'?
A
nuttig
B
voorspelbaar
C
gevarieerd
D
spiritueel

Slide 13 - Quiz

Wat is 'tutoyeren'?
A
iemand onderzoeken
B
iemand beledigen
C
iemand vertrouwen
D
iemand met 'je' en 'jij' aanspreken

Slide 14 - Quiz

Wat betekent 'abrupt'?
A
per ongeluk
B
opzettelijk
C
plotseling
D
gecontroleerd

Slide 15 - Quiz

Wat betekent 'trachten'?
A
proberen
B
eisen
C
beïnvloeden
D
behandelen

Slide 16 - Quiz

Wat is een 'ukelele'?
A
een dief
B
een snaarinstrument
C
een dronken persoon
D
een peuter

Slide 17 - Quiz

Wat betekent 'pessimistisch'?
A
ergens alleen de voordelen van zien
B
ergens alleen de nadelen van zien
C
iets zakelijk benaderen
D
hoge verwachtingen hebben

Slide 18 - Quiz