W3 3V1 NE §4 GRAMMATICA + SCHRIJFVAARDIGHEID

Week 3
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quiz, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Week 3

Slide 1 - Slide

Opzet week 3 - 18 t/m 22 januari
Les 1: grammatica
  • §4 samengestelde zinnen
Les 2: LessonUp
  • weektaken maken
Les 3: schrijfvaardigheid
  • uiteenzetting en krantenartikel

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Deze week oefen je met:
  • het benoemen hoofd- en bijzinnen.
  • het analyseren van een uiteenzetting en krantenartikel.
  • het analyseren van de betrouwbaarheid.

Slide 3 - Slide

Metacognitieve vaardigheden
Metacognitieve vaardigheden zijn vaardigheden die je nodig hebt om jouw leerproces te sturen. Deze vaardigheden zijn in zeven stappen opgedeeld. Deze twaalf stappen introduceer ik de aankomende weken. Kort samengevat gebruik je de volgende vaardigheden of leer je deze beter in te zetten:
  • plannen
  • reflecteren
  • persoonlijke (leer)doelen opstellen

Slide 4 - Slide

Hoe zien we dat terug in de les?
1. Taakanalyse - Wat wordt er van mij verwacht? 
2. Voorkennis - Wat weet ik al?
3. Doelen - Wat moet ik bereiken?
4. Plannen - Hoe ga ik de taak uitvoeren?
5. Monitoren - Hoe ver ben ik van mijn doel verwijderd?
6. Zelf-evaluatie - Heb ik mijn doel bereikt?
7. Reflectie - Hoe tevreden ben ik met het leerproces

Slide 5 - Slide

Jouw aanpak


Wat moet ik leren?
Waar heb ik deze kennis voor nodig?

Slide 6 - Slide

Les 1
Grammatica:
§3 - antwoorden
§4 - samengestelde zinnen (blz. 150-151)
Lees de theorie op bladzijde 150 en 151. Neem vervolgens de LessonUp door.

Slide 7 - Slide

Antwoorden - opdracht 1
Verdeel de zin in zinsdelen door streepjes te zetten. Benoem daarna de zinsdelen. Vergeet bij een naamwoordelijk gezegde niet om het naamwoordelijk deel tussen vierkante haken te zetten.
1. De eerste week na de vakantie lijken de meeste docenten erg aardig.
2. Waarom heeft de burgemeester je moeder een medaille uitgereikt? 
3. Vanwege de stakingen is het de laatste tijd erg onrustig geweest in de hoofdstad.
4. Meer dan een week hebben de slachtoffers van de overstroming op hulp moeten wachten.
5. Fel scheen de zaklantaarn door het donkere bos.
6. Stiekem werd mij het geheime codewoord ingefluisterd.
7. De VN-delegatie twijfelde aan de eerlijkheid van de onderhandelaars.




Slide 8 - Slide

Antwoorden - opdracht 1
Verdeel de zin in zinsdelen door streepjes te zetten. Benoem daarna de zinsdelen. Vergeet bij een naamwoordelijk gezegde niet om het naamwoordelijk deel tussen vierkante haken te zetten.
1. De eerste week na de vakantie lijken de meeste docenten erg aardig.
2. Waarom heeft de burgemeester je moeder een medaille uitgereikt? 
3. Vanwege de stakingen is het de laatste tijd erg onrustig geweest in de hoofdstad.
4. Meer dan een week hebben de slachtoffers van de overstroming op hulp moeten wachten.
5. Fel scheen de zaklantaarn door het donkere bos.
6. Stiekem werd mij het geheime codewoord ingefluisterd.
7. De VN-delegatie twijfelde aan de eerlijkheid van de onderhandelaars.




Slide 9 - Slide

Antwoorden - opdracht 1
Verdeel de zin in zinsdelen door streepjes te zetten. Benoem daarna de zinsdelen. Vergeet bij een naamwoordelijk gezegde niet om het naamwoordelijk deel tussen vierkante haken te zetten.
1. De eerste week na de vakantie lijken de meeste docenten erg aardig.
2. Waarom heeft de burgemeester je moeder een medaille uitgereikt? 
3. Vanwege de stakingen is het de laatste tijd erg onrustig geweest in de hoofdstad.
4. Meer dan een week hebben de slachtoffers van de overstroming op hulp moeten wachten.
5. Fel scheen de zaklantaarn door het donkere bos.
6. Stiekem werd mij het geheime codewoord ingefluisterd.
7. De VN-delegatie twijfelde aan de eerlijkheid van de onderhandelaars.




Slide 10 - Slide

Antwoorden - opdracht 2
Verdeel onderstaande zinnen in zinsdelen door streepjes te zetten.
Onderstreep de bijvoeglijke bepalingen. Omcirkel het zelfstandig naamwoord waarbij de bepaling hoort. Onderstreep met een andere kleur pen of potlood de obwb’s. Omcirkel met die kleur het woord waarbij de obwb hoort. 
1. De Nederlandse ploeg |heeft |op het WK |buitengewoon goed |gehockeyd.
bijvb = Nederlandse -> ploeg
obwb = buitengewoon -> goed
2. Door de tegenvallende prestaties |keek |de coach |nogal somber.
bijvb = tegenvallende -> prestaties
obwb = nogal -> somber




Slide 11 - Slide

Antwoorden - opdracht 2
Verdeel onderstaande zinnen in zinsdelen door streepjes te zetten.
Onderstreep de bijvoeglijke bepalingen. Omcirkel het zelfstandig naamwoord waarbij de bepaling hoort. Onderstreep met een andere kleur pen of potlood de obwb’s. Omcirkel met die kleur het woord waarbij de obwb hoort. 
3. Volgens mij |zit |die trui van Eline | jou | te wijd.
bijvb = van Eline -> trui

4. Komt | jouw nichtje uit Curaçao | helemaal alleen | in Nederland | logeren?
bijvb = uit Curacao -> nichtje
bijvb = jouw -> nichtje
obwb = helemaal -> alleen




Slide 12 - Slide

Aan de slag - opdracht 2
Verdeel onderstaande zinnen in zinsdelen door streepjes te zetten.
Onderstreep de bijvoeglijke bepalingen. Omcirkel het zelfstandig naamwoord waarbij de bepaling hoort. Onderstreep met een andere kleur pen of potlood de obwb’s. Omcirkel met die kleur het woord waarbij de obwb hoort. 
5. Met een zacht potlood | tekende | Willeke | leuke kleine poppetjes |in haar nieuwe schrift.
bijvb = zacht -> potlood
bijvb = leuke kleine -> poppetjes
bijvb = haar nieuwe -> schrift
6. Na de bijzonder vette patat | was| de klas | hartstikke ziek |geworden.
bijvb = bijzonder vette -> patat
obwb = bijzonder -> vette             hartstikke -> ziek


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Les 2
Grammatica en schrijfvaardigheid:

Werken aan de weektaken


Slide 25 - Slide

Extra uitleg en oefenen
Herhaling lesstof
  • PowerPoint woordsoorten jaar 2 - zie Magister studiewijzer
  • Naslag grammatica Kern - blz. 164-170

Extra oefenen

Slide 26 - Slide

Les 3

Schrijfvaardigheid
  • Les 2 - introductie informerende tekst

Voor schrijfvaardigheid ontvang je elke week lesmateriaal als bijlage bij het huiswerk. Het lesmateriaal vind je bij TEAMS en in Magister - studiewijzer.

Slide 27 - Slide

Betoog
Een betoog is een tekst waarmee je als schrijver de lezers wilt overtuigen van jouw standpunt. Een betoog bevat: het standpunt van de schrijver en argumentatie ter ondersteuning van het standpunt. De hoofdgedachte van een betoog is het standpunt van de schrijver.

Slide 28 - Slide

Uiteenzetting
Een uiteenzetting is een objectieve, informerende tekst. In een uiteenzetting geef je veel feiten en daarnaast uitleg. De uitleg speelt een belangrijke rol. Het schrijfdoel is informeren, dus de schrijver blijft objectief. De hoofdgedachte van een uiteenzetting is een constatering.

Slide 29 - Slide

Krantenartikel

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video

Taken week 1


Grammatica en schrijfvaardigheid (inleveren via LessonUp)
o §4. Samengestelde zinnen opdrachten 1 en 2 (blz. 152)
o Opdrachten les 2 (uiteenzetting - krantenartikel)



Slide 33 - Slide

Lever hier foto's in van de gemaakte weektaken.

Slide 34 - Open question

Weektaak 3 afgerond

Slide 35 - Slide