This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Lesopening
LJ1 - Jullie krijgen zometeen een herhalingsquiz van paragraaf 1.1 t/m 1.3.
LJ 2 - Jullie gaan eerst leren voor biologie. Lees de stukjes theorie nog eens goed door en ook de samenvatting.
Slide 2 - Slide
Wat bedoelen we met levensverschijnselen?
A
kenmerken van levenloze dingen
B
kenmerken van het leven
C
kenmerken van de dood
D
kenmerken van dode organismen
Slide 3 - Quiz
Wat is een levensverschijnsel?
A
Leven
B
waarnemen
C
Dood gaan
D
Stromend water
Slide 4 - Quiz
Een levend wezen.
A
orgaan
B
cel
C
biologie
D
organisme
Slide 5 - Quiz
Is deze invloed levend of niet levend? Hoeveelheid regen
A
Levend
B
Niet-levend
Slide 6 - Quiz
Wat is levend?
A
een boom
B
een deur
C
een lantaarnpaal
D
een herfstblad
Slide 7 - Quiz
Wat is een levensverschijnsel?
A
Leven
B
Levenloos
C
Uitscheiden
D
Stromend water
Slide 8 - Quiz
Welke van de onderstaande levensverschijnselen kan een plant vertonen?
A
allemaal
B
voeden, groeien en voortplanten
C
bewegen, groeien, waarnemen
D
uitscheiden, waarnemen en groeien
Slide 9 - Quiz
Levend
Dood
Levenloos
Slide 10 - Drag question
Groei of ontwikkeling? Een plant die langer wordt
A
Groei
B
Ontwikkeling
Slide 11 - Quiz
Groei of Ontwikkeling? Er ontstaan bloemen...
A
Groei
B
Ontwikkeling
Slide 12 - Quiz
Groei of Ontwikkeling? Er ontstaat een worteltje...
A
Groei
B
Ontwikkeling
Slide 13 - Quiz
Groei of Ontwikkeling? Er ontstaan bloemen...
A
Groei
B
Ontwikkeling
Slide 14 - Quiz
Motorische ontwikkeling
lichamelijke ontwikkeling
geestelijke ontwikkeling
ontwikkeling van verstand, gevoelsleven en persoonlijkheid
het leren van bewegingen
het optreden van veranderingen in het lichaam van een mens
Slide 15 - Drag question
Hoort het bij lichamelijke of geestelijke ontwikkeling?
Jasper leert lopen.
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Motorische ontwikkeling
Slide 16 - Quiz
Tanden wisselen
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Motorische ontwikkeling
Slide 17 - Quiz
De baby herkent zijn oma.
A
Geestelijke ontwikkeling
B
Lichamelijke ontwikkeling
C
Motorische ontwikkeling
Slide 18 - Quiz
Bij welk type ontwikkeling ontstaat er baardgroei
A
Lichamelijke
B
Geestelijke
C
Motorische
D
Alle drie
Slide 19 - Quiz
Bij welk type ontwikkeling leer je fietsen?
A
Lichamelijke
B
Geestelijke
C
Motorische
D
alle drie
Slide 20 - Quiz
In de puberteit wordt je vaak voor het eerst verliefd. Dit is een voorbeeld van:
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Sociale ontwikkeling
Slide 21 - Quiz
Een klasgenoot van jou is behulpzaam, dit is een ...
A
uiterlijk kenmerk
B
innerlijk kenmerk
C
hele vervelende klasgenoot :(
D
dat is een levensverschijnsel
Slide 22 - Quiz
Vul in (noteer het nummer met daarachter één woord) * Ieder mens is anders, ieder mens is .....1..... * De kenmerken die je kunt zien, noem je .....2..... kenmerken * De kenmerken die je niet kunt zien aan de buitenkant, noem je .. 3 ..kenmerken * Elk mens is een ....4.... met eigen unieke kenmerken
A
1. uiterlijke
2. individu
3. innerlijke
4.uniek
B
1. uiterlijke
2. uniek
3. innerlijke
4. individu
C
1. innerlijke
2. uniek
3. uiterlijke
4. individu
D
1. uniek
2. uiterlijke
3. innerlijke
4. individu
Slide 23 - Quiz
In welke levensfase zit je als je tussen de 1,5 en 4 jaar oud bent?
A
Baby
B
Kleuter
C
Schoolkind
D
Peuter
Slide 24 - Quiz
In welke leeftijdsfase zit je als je een adolescent bent?
A
12-16 jaar
B
16-21 jaar
C
6-12 jaar
Slide 25 - Quiz
Instructie
Jullie gaan nu mee doen aan de herhalingsquiz.
Slide 26 - Slide
Wat is geen brandstof
A
Diesel
B
Kaarsvet
C
Zuurstof
D
Glucose
Slide 27 - Quiz
Nodig voor verbranding
Over na verbranding
Zuurstof
Koolstofdioxide
Water
(Energie)
Glucose
Slide 28 - Drag question
Waar of niet waar: Een mondademhaling is beter dan een neusademhaling.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quiz
Wat moet er op plek 1?
A
Water
B
Zuurstof
C
Koolstofdioxide
D
Glucose
Slide 30 - Quiz
Wat is de functie van de trilharen in het neusslijmvlies?
A
Het tegenhouden van ziekteverwekkers
B
Het keuren van de lucht
C
Het verwarmen van de lucht
D
Het verplaatsen van slijm naar de keelholte
Slide 31 - Quiz
Waar of niet waar: Voor verbranding is altijd een brandstof en zuurstof nodig.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 32 - Quiz
Waar of niet waar: Het strottenklepje sluit de neusholte af als je slikt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 33 - Quiz
Wat is het doel van het neusslijmvlies en trillharen?
Slide 34 - Open question
Welke twee vormen van energie ontstaan bij de verbranding van hout?
Slide 35 - Open question
Ingeademde lucht bevat veel __1__ en weinig __2__
A
1:Koolstofdioxide
2: Zuurstof
B
1: Zuurstof
2: Koolstofdioxide
Slide 36 - Quiz
Welk gas wordt in de longblaasjes opgenomen in het bloed?
A
Zuurstof
B
Koolstofdioxide
C
Koolstofmonoxide
D
Stikstof
Slide 37 - Quiz
Welk gas gaat er in de longen van het bloed naar de longblaasjes?
A
Zuurstof
B
Koolstofdioxide
C
Koolstofmonoxide
D
Stikstof
Slide 38 - Quiz
Waar of niet waar: Het strottenklepje sluit de neusholte af als je slikt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 39 - Quiz
Ingeademde lucht bevat veel __1__ en weinig __2__
A
1:Koolstofdioxide
2: Zuurstof
B
1: Zuurstof
2: Koolstofdioxide
Slide 40 - Quiz
Welk gas gaat er in de longen van het bloed naar de longblaasjes?