HAVO 3 Ch. 5 Delend lidwoord

1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Terugblik en planning
  • Wat hebben we tot nu toe gehad?
  • Toets inplannen voor maart?



Slide 2 - Slide

Grammaire




Nieuw onderwerp:
Het delend lidwoord.

Een woord die in het Nederlands.. niet bestaat?!

Log in op LessonUp.app


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Het delend lidwoord

Hij bestaat niet in het Nederlands!

Nederlands: geen lidwoord voor het zelfstandig naamwoord..?
Dan in het  Frans: delend lidwoord.


Bijvoorbeeld; Ik eet chocola

Je mange du chocolat.

Slide 5 - Slide

Wanneer?
Als er in het Nederlands geen lidwoord staat voor het zelfstandig naamwoord.

Hij koopt appels - geen lidwoord voor "appels" in de Nederlandse zin.

In een Franse zin gebruik je dan wel een lidwoord of delend lidwoord; DES pommes

Slide 6 - Slide

Vormen van het delend lidwoord
Du = mannelijke woorden: du coca
De la = vrouwelijke woorden: de la limonade

De l' = bij klinker of h: de l'eau
Des = meervoud: des pommes

Slide 7 - Slide

Het delend lidwoord



         J'ai pris du jambon               -               Ik heb ham genomen
Tu veux de la salade             -              Wil je sla/salade? 

Wel een getal? Of een ontkenning? Dan geldt dit niet!
Als er in het Nederlands geen lidwoord of geen getal voor het zelfstandig naamwoord staat, komt er in het Frans een delend lidwoord (du/de la/de l' of des) voor het znw. 

Slide 8 - Slide


'Ik wil drie hamburgers.'
Kies de juiste vertaling.
A
Je veux trois des hamburgers
B
Je veux trois hamburgers.

Slide 9 - Quiz



'Wil je kip?'

A
Tu veux du poulet ?
B
Tu veux des poulet ?
C
Tu veux de la poulet ?
D
Tu veux de l'poulet ?

Slide 10 - Quiz



'Heb je jam gegeten?'
Kies het juiste antwoord.
A
Tu as mangé de la confiture ?
B
Tu as mangé la confiture ?

Slide 11 - Quiz



'Ik ontbijt met kaas.'
Kies de juiste vertaling.
A
Je déjeune avec du fromage.
B
Je déjeune avec le fromage.

Slide 12 - Quiz

DE L'
DES
DE
DES
Je mange ........... fruits.
Tu donnes ......... cadeaux.
Il achète 3 kilos ...... pommes
Il boit ...... eau

Slide 13 - Drag question

Het delend lidwoord

Te maken met een getal? Of een ontkenning?
Dan gebruik je alleen het woordje "de"!

“Il n'y a pas de tomates”
Als er sprake is van een ontkenning of een getal geldt er ook een regel..

Slide 14 - Slide



'Ik wil een kilo appels'
Kies de juiste vertaling.
A
Je veux un kilo des pommes.
B
Je veux un kilo de pommes.

Slide 15 - Quiz



'Er is geen olie meer.'
Kies de juiste vertaling. (ontkenning en delend lidwoord)
A
Il n'y a plus d'huile.
B
Il n'y a plus de l'huile.

Slide 16 - Quiz



Na getallen ...

A
Je veux un kilo des pommes.
B
Je veux un kilo de pommes.

Slide 17 - Quiz

Sleep de delend lidwoorden naar de juiste zinnen.
Je mange ... croissants.
Elle boit ... eau minérale.
Ils achètent ... pain.
Elle n'a pas ... chips.
On a peu ... argent
du
d'
de
des
de l'

Slide 18 - Drag question


Gelukt om het te begrijpen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Nu maken
Maak opdracht 15 en 16!

Je vindt de opdracht op blz. 22-23 van boek B.

Klaar: laat zien!
timer
15:00

Slide 20 - Slide