Klas 2HA1 Lesweek 20 Les 1+2

Kapitel 5: Essen


Achtung:
Handys in deiner Tasche (niet in je broekzak).

Auf deinem Tisch liegen:
(dein Buch), dein Heft, dein Etui

1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Kapitel 5: Essen


Achtung:
Handys in deiner Tasche (niet in je broekzak).

Auf deinem Tisch liegen:
(dein Buch), dein Heft, dein Etui

Slide 1 - Slide

Hoe ver ben ik?
A
Ik snap alles.
B
Ik snap het een beetje.
C
Ik snap het niet.

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Slide

het bezittelijk voornaamwoord

Vandaag ga je het bezittelijk voornaamwoord in het Duits leren.
Maar wat is eigenlijk het bezittelijk voornaamwoord?
Kijk naar het volgende uitlegfilmpje.
  

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma

Slide 6 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 7 - Quiz

het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke  voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

 De persoon is  de eigenaar of maker van het voorwerp: 

mijn fiets

haar tekening

hun huis

jouw broer

zijn auto

Slide 8 - Slide

Let op!!!

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt het lidwoord:


Das ist ein Fahrrad.  = Das ist mein Fahrrad

Das ist eine Schule = Das ist meine Schule


Slide 9 - Slide

In dit filmpje krijg je uitleg.
Leg je Handy even omgekeerd op tafel

Slide 10 - Slide

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elke persoon een bezittelijk voornaamwoord:

ENKELVOUD

 



ik
mijn
mein-
jij
jouw
dein-
hij
zijn
sein-
zij
haar
ihr-
het

Slide 11 - Slide

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elke persoon een bezittelijk voornaamwoord:
MEERVOUD





Ist das euer Vater? Ist das eure Mutter?
wij
ons
unser-
ihr
jullie
euer-
sie
hun
ihr-
Sie
uw
Ihr-

Slide 12 - Slide

Was ist (jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 13 - Quiz

(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 14 - Quiz

Das sind (onze) Eltern (mv).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere

Slide 15 - Quiz

(jullie) Auto (o) ist sehr schön.
A
unser
B
euere
C
unsere
D
euer

Slide 16 - Quiz

(onze) Klassenlehrer (m) heißt Meier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Euere

Slide 17 - Quiz

Maaike ist (haar) Freundin (v).
A
meine
B
ihr
C
ihre
D
euere

Slide 18 - Quiz

(uw) Handy (o) klingelt, Frau Schmidt!
A
Dein
B
Ihr
C
Sein
D
Unser

Slide 19 - Quiz

Das ist (mijn) Fahrrad (o).
A
meine
B
deine
C
mein
D
sein

Slide 20 - Quiz

Grammatik

Slide 21 - Slide

Evaluatie

Slide 22 - Slide

Hoe ver ben ik met het bezittelijk voornaamwoord?
A
Ik snap alles.
B
Ik snap het een beetje.
C
Ik snap het niet.

Slide 23 - Quiz

Achtung
Leestoetsoefening nog niet af?
Maak deze dan thuis af.
Vrijdag kijken we deze opdracht samen na.

Vrijdag kijken we de toets na.

Slide 24 - Slide