Chapitre 3 : Le beau monde les 6 (mavo 2) vr 12-03-2021

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Chapitre 3: Le beau monde

Aan het eind van de les:

-  heb je geoefend met leesvaardigheid;

- heb je geoefend met de woordjes van voc E en F;

- heb je geoefend met zinnen maken in het Frans.

- heb je een start gemaakt met je huiswerk voor de volgende keer. 

CHECK IN:
Hoe zit je er bij vandaag?

Lecture (= lezen): Francofolies

Lisez page 52 du livre de textes

Over welk stukje Frankrijk gaat deze tekst?

Wat wordt er bedoeld met 'ça bouge' in de titel?

Er wonen 10 miljoen mensen aan de Côte d'Azur.

1. Vrai (= goed)
2. Faux (= fout)

Er komen ieder jaar 10 miljoen mensen naar de Côte d'Azur.

1. Vrai (= goed)
2. Faux (= fout)

De tekst gaat over vier plaatsen aan de Côte d'Azur.

1. Vrai
2. Faux

In de tekst wordt ook verteld ............ je erheen moet.

1. hoe
2. wanneer
3. waarom
4. met wie

In deze stad is een waterpark met orka's en dolfijnen.

1. Cannes
2. Antibes
3. Saint Tropez
4. Nice

In deze stad kun je een kasteel op een heuvel vinden.

1. Cannes
2. Antibes
3. Saint Tropez
4. Nice

Deze stad is beroemd om zijn zandstranden.

1. Cannes
2. Antibes
3. Saint Tropez
4. Nice

In welke plaatsen zijn volop winkels?

1. Cannes
2. Antibes
3. Saint Tropez
4. Nice

In welke plaats zou je zomaar een beroemdheid tegen kunnen komen?

1. Cannes
2. Antibes
3. Saint Tropez
4. Nice

In mei wordt er jaarlijks een filmfestival gehouden in .........

1. Cannes
2. Antibes
3. Saint Tropez
4. Nice

In deze plaats is een haven met dure boten te vinden.

1. Cannes
2. Antibes
3. Saint Tropez
4. Nice

Qui est .......... idole?

1. leurs
2. votre
3. vos
4. nos

J'ai ...... le texte.

1. lu
2. rien
3. quoi
4. avec

C'est ......., ton anniversaire?

1. rien
2. qui
3. tout
4. quand

Tu as ........?

1. qui
2. compris
3. grave
4. quand

Welk woord hoort er niet bij?

1. qui
2. quoi
3. quitter
4. quand

Hoe zeg je in het Frans dat hij gelijk heeft?

1. il a raison
2. il a mal
3. il est d'accord
4. il a posé une question

Hoe zeg je in het Frans dat je het ermee eens bent?

1. J'ai raison
2. J'ai mal
3. Je suis d'accord
4. J'ai compris

Source C: livre de textes page 42

Je veux bien aller à ......... concert (m).

1. son
2. sa
3. ce
4. ses

Où sont ........... billets.

1. votre
2. nos
3. leur
4. notre

........ place (v) est au premier rang.

1. vos
2. ton
3. leurs
4. sa

Les fans ont demandé ......... autographe.

1. vos
2. votre
3. leurs
4. ses

J'ai acheté un disque de ......... idole (m).

1. mon
2. sa
3. leurs
4. tes

Source D: page 41

1) Tu connais Stromae?

2) Qu'est-ce qu'il chante?

3) Tu as entendu sa nouvelle chanson?

4) Il vient d'où?

5) Tu vas à son concert?

Zet de woorden in de juiste volgorde:
vient - d'où - il ?

il - qu'est-ce qu' - chante?

entendu - nouvelle - tu - sa - chanson - as?

concert - vas - son - à - tu ?

Tu ......... Stromae?

1. as
2. connais
3. entendu
4. étaient

Quizlet live  voc F

 https://quizlet.com/351650897/grandes-lignes-mavo-2-chapitre-3-vocabulaire-f-flash-cards/

au travail

- Apprendre (= leren): 

voc G  (+ zinnen) (fn)
- Faire (= maken): opdrachten bij bron G  (online)

Aan het eind van de les:

-  heb je geoefend met leesvaardigheid;

- heb je geoefend met de woordjes van voc E en F;

- heb je geoefend met zinnen maken in het Frans.

- heb je een start gemaakt met je huiswerk voor de volgende keer. 

Huiswerk voor de volgende keer

Zie Magister!

Wat wil de volgende keer (extra) oefenen?

Au revoir!!