This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
TL3
oefenvragen H3 Grenzen en identiteit
Slide 1 - Slide
Welk begrip past bij de omschrijving ‘een begrensd gebied met gemeenschappelijke kenmerken’?
Slide 2 - Open question
Lees bron 1. Noem twee grenzen die Aron wekelijks passeert.
Slide 3 - Open question
Lees bron 1. Zijn de grenzen die Aron wekelijks passeert gesloten of open grenzen?
A
Gesloten grenzen
B
Open grenzen
Slide 4 - Quiz
Geef de omschrijving van het begrip ‘identiteit’.
Slide 5 - Open question
Welk van de volgende woorden heeft te maken met insluiting?
A
Acceptatie
B
Discriminatie
C
Groepscode
D
Kledingvoorschrift
Slide 6 - Quiz
Wat is de overeenkomst tussen cultuur en identiteit?
Slide 7 - Open question
Wat is het verschil tussen lokalisme en regionalisme?
Slide 8 - Open question
Kies het juiste antwoord. Het spreken van dialect hoort niet bij...
A
Chauvinisme
B
Lokalisme
C
Regionale identiteit
D
Regionalisme
Slide 9 - Quiz
Hoe noem je de identiteit die de inwoners van een land met elkaar verbindt?
Slide 10 - Open question
Gebruik bron 2. Verklaar vanuit de ligging van Sicilië dat het voor de hand ligt dat Sicilië een autonome regio is.
Slide 11 - Open question
Als Sicilië zonder bemoeienis van Italië verder gaat, dan heet dat:
A
Etniciteit
B
Regionalisme
C
Soevereiniteit
D
Zelfstandigheid
Slide 12 - Quiz
Om welke reden identificeren Nederlanders zich met het koningshuis?
A
Vanwege de betrokkenheid van het koningshuis bij de Nederlanders
B
Vanwege de rol van het koningshuis bij handelsmissies
C
Vanwege de verschillende nationaliteiten in het koningshuis
D
Vanwege de wetten die het koningshuis maakt
Slide 13 - Quiz
Leg uit hoe een verhuizing invloed kan hebben op jouw identiteit.
Slide 14 - Open question
Welk van de onderstaande omschrijvingen hoort bij chauvinisme?
A
Het dragen van klederdracht
B
Het spreken van dialect
C
Het zingen van een lokaal volkslied
D
Het zingen van het nationale volkslied
Slide 15 - Quiz
Welke uitspraak over grenzen is juist?
A
Gesloten grenzen zijn altijd onzichtbare grenzen.
B
Gesloten grenzen zijn altijd zichtbare grenzen.
C
Kunstmatige grenzen zijn altijd zichtbare grenzen.
D
Natuurlijke grenzen zijn altijd onzichtbare grenzen.
Slide 16 - Quiz
Gebruik bron 1. Welk soort grens herken je in bron 1 tussen Nederland en Duitsland?
A
een kunstmatige, open grens
B
een onzichtbare, gesloten grens
C
een open, natuurlijke grens
D
zichtbare, gesloten grens
Slide 17 - Quiz
Het territorium van Nederland houdt niet op bij de kust. Verklaar deze uitspraak.
Slide 18 - Open question
Welk begrip past het best bij de omschrijving ‘kenmerken die een groep onderscheiden van andere groepen’?
Slide 19 - Open question
Lees bron 2. Welk begrip past het best bij de uitspraak van mevrouw Beyer?
A
Cultuur
B
Identiteit
C
Insluiting
D
Uitsluiting
Slide 20 - Quiz
Welk historisch gegeven heeft ervoor gezorgd dat Urk een zeer sterke regionale identiteit heeft?
Slide 21 - Open question
Welke van de volgende gebieden is soeverein?
A
Aruba
B
Curaçao
C
Sint Maarten
D
Suriname
Slide 22 - Quiz
Noem twee kenmerken van een soevereine staat.
Slide 23 - Open question
Welk begrip past bij de omschrijving ‘een groep mensen die een eigen cultuur heeft en zich daarmee onderscheidt van andere groepen’?
A
Autonome groep
B
Etnische groep
C
Etnische minderheid
D
Soevereine groep
Slide 24 - Quiz
Nationalisme kan doorschieten in sterke liefde voor je land, waarin alleen ruimte is voor de eigen etnische groep. Wat is een mogelijk negatief gevolg hiervan?